Uitdrukkingen woordenschat

Uitdrukkingen - woordenschat 1+2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Uitdrukkingen - woordenschat 1+2

Slide 1 - Diapositive

Wat betekenen de uitdrukkingen?

Slide 2 - Diapositive

Iets uit je duim zuigen
A
is een succes
B
is heel druk
C
is ouderwets
D
is verzonnen

Slide 3 - Quiz

is niet meer van deze tijd
A
is verzonnen
B
is ouderwets
C
is een succes
D
is heel druk

Slide 4 - Quiz

valt in de smaak
A
is heel druk
B
is een succes
C
is ouderwets
D
is verzonnen

Slide 5 - Quiz

het loopt storm
A
stopt ermee
B
is heel druk
C
mag doorgaan
D
is ouderwets

Slide 6 - Quiz

krijgt groen licht
A
is een succes
B
stopt ermee
C
mag doorgaan
D
is verzonnen

Slide 7 - Quiz

gooit het bijltje neer
A
stopt ermee
B
is verzonnen
C
mag doorgaan
D
is heel druk

Slide 8 - Quiz

Dat er een ambulance op school was, ging als een lopend vuurtje.
A
heel langzaam
B
heel snel

Slide 9 - Quiz

Ik heb het nieuws op de voet gevolgd.

Slide 10 - Question ouverte

Er is geen touw aan vast te knopen.

Slide 11 - Question ouverte

De brandoefening sloeg in als een bom!

Slide 12 - Question ouverte

Je hoeft niet alles voor zoete koek aan te nemen.

Slide 13 - Question ouverte

Ik weet waar ik aan toe ben!

Slide 14 - Carte mentale

Mevrouw Van Halm is van alle markten thuis.

Slide 15 - Question ouverte

Ik weet hoe de vork in de steel zit.
A
Ik weet overal een oplossing voor
B
Ik weet precies hoe het in elkaar zit

Slide 16 - Quiz

Ik weet waar de schoen wringt.
A
Ik weet wat het probleem is
B
Ik weet wat ik kan verwachten

Slide 17 - Quiz

Ik weet er wel een mouw aan te passen.
A
Ik weet er wel een oplossing voor
B
Ik weet precies hoe het in elkaar zit

Slide 18 - Quiz

Ik ben er niet van op de hoogte.
A
Ik weet overal vanaf
B
Ik weet er niks vanaf

Slide 19 - Quiz

De nieuwe Iphone update valt in de smaak
A
Wordt gewaardeerd
B
Is niet prettig

Slide 20 - Quiz

Wat betekent dit?
Het gaat voor de wind.
Ik verdien geld als water.

Slide 21 - Question ouverte

De kopers zijn niet van gisteren.

Slide 22 - Question ouverte

Straks verdienen ze geen droog brood meer.
A
geen geld meer
B
veel geld verdienen

Slide 23 - Quiz