Scheikunde oefenen

Scheikunde oefenen
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Scheikunde oefenen

Slide 1 - Diapositive

Bij welke scheidingsmethoden krijg je een residu?
A
Filtreren en destilleren
B
Filtreren en bezinken
C
Destilleren en extraheren
D
Extraheren en filtreren

Slide 2 - Quiz

Welke woorden horen bij welke scheidingsmethode?
Destilleren
Filtreren
Filtraat
Oplossing
Deeltjesgrootte
Destillaat
Suspensie
Kookpunt

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is geen scheidingsmethode?
A
destilleren
B
filtreren
C
verdampen
D
extraheren

Slide 4 - Quiz

Welke scheidingsmethode moeten we gebruiken bij het scheiden van alcohol en water?
A
Filtreren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Adsorberen

Slide 5 - Quiz

Welke scheidingsmethode moeten we gebruiken bij het scheiden van suiker en water?
A
Filtreren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Adsorberen

Slide 6 - Quiz

Wat is de beste manier om een suspensie te scheiden?
A
Bezinken & afschenken
B
Filtreren
C
Indampen
D
Extraheren

Slide 7 - Quiz

Hoe kunnen we een oplossing scheiden?
A
Bezinken & afschenken
B
Filtreren
C
Indampen
D
Destilleren

Slide 8 - Quiz

Welke apparaten bevatten scheidingsmethoden welke niet?
Geen scheidingsmethode
Wel een scheidingsmethode
Zeef / vergiet
Mixer
Afzuigkap
Citruspers
Gasfornuis

Slide 9 - Question de remorquage

Bij welke scheidingsmethoden krijg je een residu?
A
Filtreren en destilleren
B
Filtreren en bezinken
C
Destilleren en extraheren
D
Extraheren en filtreren

Slide 10 - Quiz

Hoe heet de vaste stof die achterblijft bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de oplossing die wordt opgevangen bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract

Slide 12 - Quiz

Op welk verschil berust indampen en destilleren?
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechtingsvermogen
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt

Slide 13 - Quiz

Met welke scheidingsmethode worden de grote stukken uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen

Slide 14 - Quiz

Op welk verschil in eigenschappen berust de scheiding mbv centrifugeren?
A
dichtheid
B
deeltjesgrootte
C
kookpunt
D
aanhechtingsvermogen

Slide 15 - Quiz

Op welk verschil in eigenschappen berust de scheiding mbv extraheren?
A
aanhechtingsvermogen
B
dichtheid
C
oplosbaarheid
D
deeltjesgrootte

Slide 16 - Quiz

Op welk verschil berust extraheren?
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechtingsvermogen
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt

Slide 17 - Quiz

Thee zetten:
Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Extraheren-indampen
D
Extraheren-filtreren

Slide 18 - Quiz

Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Indampen
B
Indampen & destilleren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren

Slide 19 - Quiz

Extraheren werkt door het verschil in:
A
dichtheid
B
deeltjesgrootte
C
oplosbaarheid
D
aanhechtingsvermogen

Slide 20 - Quiz

Met welke scheidingsmethode wordt de kleurstof uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen

Slide 21 - Quiz

Met welke scheidingsmethode worden de kleine vaste deeltjes uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen

Slide 22 - Quiz

kleurstoffen in een viltstift
zand in water
kleurstof in vloeistof
zout in water
kleur-, geur- en smaakstoffen in theeblaadjes
alcohol in wijn
bezinken en afschenken
chromatografie
destilleren
indampen
adsorberen
extraheren

Slide 23 - Question de remorquage

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 24 - Quiz

Welke scheidingsmethode kies je wanneer je ZOUT wilt winnen uit zeewater?
A
indampen
B
filtreren
C
bezinken
D
destilleren

Slide 25 - Quiz

Welke scheidingsmethode kies je wanneer je WATER wilt winnen uit zeewater?
A
centrifugeren
B
extraheren
C
destilleren
D
adsorberen

Slide 26 - Quiz

Welke scheidingsmethode kun je NIET gebruiken bij een oplossing?
A
destilleren
B
filtreren
C
indampen
D
adsorberen

Slide 27 - Quiz

Welke van deze methoden wordt toegepast bij de twee hieronder beschreven processen?
Proces 1: met een gasmasker gifgas uit de lucht halen
Proces 2: geurstoffen uit rozenblaadjes halen

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quiz

De blauwe kleurstof in brandspiritus kun je verwijderen met norit. Vervolgens is nog een stap nodig om de verontreinigde actieve kool te verwijderen. Welke scheidingsmethoden zijn gebruikt om kleurloze brandspiritus te verkrijgen?
A
alleen adsorberen
B
alleen filteren
C
eerst adsorberen, daarna filteren
D
eerst extraheren, daarna filteren

Slide 29 - Quiz

Bij het destilleren blijft er een vloeistof
achter in de linker kolf.

Hoe noem je deze vloeistof?

A
destillaat
B
filtraat
C
residu
D
bezinksel

Slide 30 - Quiz

Lucht zuiveren met een afzuigkap is een voorbeeld van
A
filtreren
B
adsorberen
C
extraheren
D
destilleren

Slide 31 - Quiz

Hoe heet in een destillatieopstelling het bestanddeel met
het laagste kookpunt?
A
destillaat
B
residu
C
vloeistof
D
damp

Slide 32 - Quiz

welke scheidingsmethode is dit?
A
Adsorberen
B
indampen
C
Bezinken + afschenken
D
filtreren

Slide 33 - Quiz

Je hebt een mengsel van kamfer (vaste stof), krijt en zout. Wat is de eerste stap die je doet om dit te scheiden?
A
Adsorberen
B
Indampen
C
Filtreren
D
Extraheren

Slide 34 - Quiz

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 35 - Quiz

In welke 3 groepen kun je stoffen indelen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen

Slide 36 - Quiz

Indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Kwik
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
Wolfraam
KI

Slide 37 - Question de remorquage

Geleidt het wel of geen stroom:
gedestilleerd water
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 38 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Kraanwater
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 39 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Gesmolten suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 40 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Vast suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 41 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Opgeloste suiker in water
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 42 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Vast NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 43 - Quiz

Geleidt het wel of geen stroom:
Gesmolten NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom

Slide 44 - Quiz

Welke stelling is waar?
A
alleen gesmolten metalen geleiden stroom
B
Metalen geleiden alleen in vaste vorm de stroom
C
Metalen geleiden altijd de stroom
D
Metalen geleiden helemaal geen stroom

Slide 45 - Quiz

Hoe heten de geladen deeltjes die in een zout aanwezig zijn, maar niet in een moleculaire stof
A
pionnen
B
elektronen & protonen
C
neutronen
D
ionen

Slide 46 - Quiz

Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 47 - Quiz

Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 48 - Quiz

Hoe heet een stof die verschillende soorten moleculen heeft?
A
zuivere stof
B
mengsel
C
element
D
verbinding

Slide 49 - Quiz

wat is het grootste voordeel van een legering?
A
goedkoper
B
sterker
C
makkelijker te bewerken
D
duurder

Slide 50 - Quiz