Hoe heet de vaste stof die achterblijft bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract
Slide 11 - Quiz
Hoe heet de oplossing die wordt opgevangen bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract
Slide 12 - Quiz
Op welk verschil berust indampen en destilleren?
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechtingsvermogen
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt
Slide 13 - Quiz
Met welke scheidingsmethode worden de grote stukken uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen
Slide 14 - Quiz
Op welk verschil in eigenschappen berust de scheiding mbv centrifugeren?
A
dichtheid
B
deeltjesgrootte
C
kookpunt
D
aanhechtingsvermogen
Slide 15 - Quiz
Op welk verschil in eigenschappen berust de scheiding mbv extraheren?
A
aanhechtingsvermogen
B
dichtheid
C
oplosbaarheid
D
deeltjesgrootte
Slide 16 - Quiz
Op welk verschil berust extraheren?
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechtingsvermogen
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt
Slide 17 - Quiz
Thee zetten: Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Extraheren-indampen
D
Extraheren-filtreren
Slide 18 - Quiz
Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Indampen
B
Indampen & destilleren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren
Slide 19 - Quiz
Extraheren werkt door het verschil in:
A
dichtheid
B
deeltjesgrootte
C
oplosbaarheid
D
aanhechtingsvermogen
Slide 20 - Quiz
Met welke scheidingsmethode wordt de kleurstof uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen
Slide 21 - Quiz
Met welke scheidingsmethode worden de kleine vaste deeltjes uit het water gehaald?
A
filtreren
B
bezinken en afschenken
C
adsorberen
D
indampen
Slide 22 - Quiz
kleurstoffen in een viltstift
zand in water
kleurstof in vloeistof
zout in water
kleur-, geur- en smaakstoffen in theeblaadjes
alcohol in wijn
bezinken en afschenken
chromatografie
destilleren
indampen
adsorberen
extraheren
Slide 23 - Question de remorquage
Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%
Slide 24 - Quiz
Welke scheidingsmethode kies je wanneer je ZOUT wilt winnen uit zeewater?
A
indampen
B
filtreren
C
bezinken
D
destilleren
Slide 25 - Quiz
Welke scheidingsmethode kies je wanneer je WATER wilt winnen uit zeewater?
A
centrifugeren
B
extraheren
C
destilleren
D
adsorberen
Slide 26 - Quiz
Welke scheidingsmethode kun je NIET gebruiken bij een oplossing?
A
destilleren
B
filtreren
C
indampen
D
adsorberen
Slide 27 - Quiz
Welke van deze methoden wordt toegepast bij de twee hieronder beschreven processen? Proces 1: met een gasmasker gifgas uit de lucht halen Proces 2: geurstoffen uit rozenblaadjes halen
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 28 - Quiz
De blauwe kleurstof in brandspiritus kun je verwijderen met norit. Vervolgens is nog een stap nodig om de verontreinigde actieve kool te verwijderen. Welke scheidingsmethoden zijn gebruikt om kleurloze brandspiritus te verkrijgen?
A
alleen adsorberen
B
alleen filteren
C
eerst adsorberen, daarna filteren
D
eerst extraheren, daarna filteren
Slide 29 - Quiz
Bij het destilleren blijft er een vloeistof achter in de linker kolf.
Hoe noem je deze vloeistof?
A
destillaat
B
filtraat
C
residu
D
bezinksel
Slide 30 - Quiz
Lucht zuiveren met een afzuigkap is een voorbeeld van
A
filtreren
B
adsorberen
C
extraheren
D
destilleren
Slide 31 - Quiz
Hoe heet in een destillatieopstelling het bestanddeel met het laagste kookpunt?
A
destillaat
B
residu
C
vloeistof
D
damp
Slide 32 - Quiz
welke scheidingsmethode is dit?
A
Adsorberen
B
indampen
C
Bezinken + afschenken
D
filtreren
Slide 33 - Quiz
Je hebt een mengsel van kamfer (vaste stof), krijt en zout. Wat is de eerste stap die je doet om dit te scheiden?
A
Adsorberen
B
Indampen
C
Filtreren
D
Extraheren
Slide 34 - Quiz
Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%
Slide 35 - Quiz
In welke 3 groepen kun je stoffen indelen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
Slide 36 - Quiz
Indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Kwik
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
Wolfraam
KI
Slide 37 - Question de remorquage
Geleidt het wel of geen stroom: gedestilleerd water
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 38 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Kraanwater
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 39 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Gesmolten suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 40 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Vast suiker
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 41 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Opgeloste suiker in water
suiker = C12H22O11
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 42 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Vast NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 43 - Quiz
Geleidt het wel of geen stroom: Gesmolten NaCl
A
Geleidt WEL stroom
B
Geleidt GEEN stroom
Slide 44 - Quiz
Welke stelling is waar?
A
alleen gesmolten metalen geleiden stroom
B
Metalen geleiden alleen in vaste vorm de stroom
C
Metalen geleiden altijd de stroom
D
Metalen geleiden helemaal geen stroom
Slide 45 - Quiz
Hoe heten de geladen deeltjes die in een zout aanwezig zijn, maar niet in een moleculaire stof
A
pionnen
B
elektronen & protonen
C
neutronen
D
ionen
Slide 46 - Quiz
Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering
Slide 47 - Quiz
Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering
Slide 48 - Quiz
Hoe heet een stof die verschillende soorten moleculen heeft?