Keuzevoorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

keuzevoorzetsels

an, auf, hinter, neben, unter, über, vor, zwischen,in

3.Fall

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)

(tip: hele werkwoord+vz= zich bevinden)

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar? "voor de deur" dus 3.Fall

Er steht vor der Tür.

4.Fall

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)

(tip:hele werkwoord+vz= beweging met einddoel)

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen?"in het water" dus 4.Fall

Er springt in das Wasser.

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).

1. dem
2. den

Das Bild hängt an d... Wand(v).

1. die
2. der

Er geht in d... Disko(v).

1. die
2. der

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).

1. deinem
2. deinen

Vertaal in het Duits:
Hij staat tussen zijn ouders.

Vertaal in het Duits:
Ik hang de foto's(Bilder) aan de muur.

Let op!!

Als je geen antwoord krijgt op de vragen ; wo, wann, wohin

 krijgen"auf" en "über" de 4.Fall alle andere voorzetsels de 3.Fall

VB: Ich warte auf meinen Mann

(want ik zit niet letterlijk boven op mijn man te wachten..toch?)

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).

1. seine
2. seinen

Over een week.

1. In einer Woche.
2. Über einer Woche.

Een week geleden.

1. Eine Woche geleden.
2. Vor einer Woche.
3. Nach einer Woche.