Week 41 V3G

Programm

Grammatik Personalpronomen

Als je verder wilt werken:
Aufgabe 32 -41
Aufgabe 57
Ga zitten volgens de plattegrond
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Programm

Grammatik Personalpronomen

Als je verder wilt werken:
Aufgabe 32 -41
Aufgabe 57
Ga zitten volgens de plattegrond

Slide 1 - Diapositive

Rückblick
Was machten wir letztes Mal?

Slide 2 - Diapositive

Wörter Socrative
Ga naar www.socrative.com
Room: RIK6170
De vragen staan klaar
De vragen zijn voor iedereen op een andere volgorde
Je hebt ongeveer 15 minuten
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Grammatik
Persoonlijk voornaamwoord

Wat is eigenlijk een persoonlijk voornaamwoord?


Slide 4 - Diapositive

Schrijf in je eigen woorden wat het persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 5 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord
Noemt een persoon/ding/dier zonder die bij naam te noemen
Enkelvoud of meervoud
Is vaak het onderwerp in de zin
Kan een persoon of dier in de zin vervangen

Ik heb de hond een bot gegeven - Ik heb hem een bot gegeven

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Jij
Hij
Zij
Het
Wij
Jullie
Zij
U

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je weet dat in het Nederlands de persoonlijk voornaamwoorden soms veranderen als de plek in de zin anders is geworden.

Dit cadeau is voor ik - Dit cadeau voor mij
Jij speelt tegen hij - Jij speelt tegen hem

Je ziet natuurlijk direct dat de eerste zinnen fout zijn

Slide 8 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Je zag in het voorbeeld op de vorige slide dat na het voorzetsel het persoonlijk voornaamwoord is veranderd. 






Ik
Jij
Hij
Zij
Het
Wij
Jullie
Zij
U
Mij
Jou
Hem
Haar
Het
ons
Jullie
Hun/Hen
U

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
In het Duits is dit niet anders. Ook hier veranderen de persoonlijk voornaamwoorden na sommige voorzetsels.

Het lastigere is wel dat ze op twee manieren kunnen veranderen. Elke manier heeft een eigen rijtje voorzetsels

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

In het Duits is het eerste rijtje
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 11 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Na een van de volgende voorzetsels veranderen de persoonlijk voornaamwoorden:
  • durch
  • für
  • ohne
  • um
  • gegen
deze geven een 4e naamval aan

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Het onderstaande rijtje verandert 


na voorzetsels (durch, für, ohne, um, gegen)
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 13 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Niet alleen na de voorzetsel durch, für, ohne, um, gegen verandert er iets in het Duits. Er is nog een rijtje

  • mit
  • nach
  • bei
  • seit
  • von
  • zu
  • aus
deze geven een 3e naamval aan

Slide 14 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

na voorzetsels 4e (durch, für, ohne, um, gegen)


na voorzetsels 3e (mit, nach, bei, seit, von, zu , aus)
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
mir
dir
ihm
ihr
ihm
uns
euch
ihnen
Ihnen

Slide 15 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
  • Gebruik tijdens het maken van de checkvragen én de opdrachten in je boek deze slides óf kijk in je Rosa Heft op blz. 74

  • Hier staan per naamval de persoonlijk voornaamwoorden
  • Ook zie je hier de voorzetsels die de naamval bepalen

Slide 16 - Diapositive

Checkvragen
In de volgende slides vraag ik je jouw nieuwe kennis over persoonlijk voornaamwoorden in het Duits toe te passen.

De eerste vragen gaan over de 4e naamval

Slide 17 - Diapositive

Welke voorzetsels geven een 4e naamval aan?
A
für, ohne, gegen, durch, um
B
mit, nach, bei, seit, von, zu , aus
C
an, auf, hinter, neben

Slide 18 - Quiz

Welk voorbeeld is juist?
A
für ich
B
für mein
C
für mich
D
für mir

Slide 19 - Quiz

Welk voorbeeld is juist?
A
gegen wir
B
gegen uns
C
gegen dir
D
gegen ihr

Slide 20 - Quiz

Vertaal: voor mij

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal: zonder ons

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal: tegen u

Slide 23 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord
In dezelfde manier als de vorige vragen gaan we nu jouw kennis checken over het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval

Slide 24 - Diapositive

Welke voorzetsels geven een 3e naamval aan?
A
für, ohne, gegen, durch, um
B
mit, nach, bei, seit, von, zu , aus
C
an, auf, hinter, neben

Slide 25 - Quiz

Welk voorbeeld is juist?
A
mit ich
B
mit mich
C
mit mir
D
mit mein

Slide 26 - Quiz

Welk voorbeeld is juist?
A
bei du
B
bei dir
C
bei dich
D
bei dein

Slide 27 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Kommst du morgen zu mir?
B
Bei dir fühle ich mich immer wohl
C
Ich gehe heute Abend mit ihm ins Kino
D
Hast du das Geschenk von sie bekommen?

Slide 28 - Quiz

Vertaal: naar ons

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal: van u

Slide 30 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord
Als het goed is heb je nu een beeld hoe je moet omgaan met het persoonlijk voornaamwoord in het Duits. Gebruik deze slides óf de Spick-o-thek op blz. 74 in je Rosa Heft

Slide 31 - Diapositive

Korrigieren
Aufgabe 26 ab Seite 42
Aufgabe 27 auf Seite 44
Aufgabe 28 ab Seite 44
Aufgabe 29 auf Seite 45
Aufgabe 30 ab Seite 45
Aufgabe 31 auf Seite 46
Aufgabe 32 ab Seite 46

Tabelle auf Seite 43 ist superwichtig. 

Slide 32 - Diapositive

Dativ
Nu kan het zo zijn dat er geen voorzetsels in de zin staan.
Je moet dan soms toch mir in plaats van ich gebruiken.

Sie gibt mir ein Geschenk
Gibt er dir noch eine Antwort
Ich gebe ihm ein Buch
Sie geben uns ihre Adresse
Zie jij het?
Zinsontleding

Slide 33 - Diapositive

Personalpronomen
Ook als er het persoonlijk voornaamwoord het meewerkend voorwerp is verandert het.

Meewerkend voorwerp -> aan/voor wie

Slide 34 - Diapositive

Oefenen!
Gebruik blz. 74!!!

Slide 35 - Diapositive

Er gibt ...(mij) die Tickets

Slide 36 - Question ouverte

Wie gefällt ... (jou) diese Bar?

Slide 37 - Question ouverte

Er wird ... (ze mv) bestimmt noch eine Nachricht schicken.

Slide 38 - Question ouverte

Aufgaben
Aufgabe 34 ab Seite 47
Aufgabe 34 auf Seite 49
Aufgabe 35 auf Seite 49
Aufgabe 36 auf Seite 49
Aufgabe 37 auf Seite 50
Aufgabe 38 auf Seite 50
Aufgabe 40 auf Seite 51
timer
10:00

Slide 39 - Diapositive