2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

bs 6: voeding en vertering bij zoogdieren

Volgende week

Repetitie thema 2

Basisstof 1 t/m 6

Leerdoelen

- Je kunt het verband aangeven tussen voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit

Dier eet voornamelijk:

Planten – herbivoren:  Herba = kruid/plant

Vlees- carnivoren:  Carne = vlees

Beiden/alles - omnivoren:  Omni = alles

Kenmerken van het gebit

Herbivoren / planteneters

• Hebben een langer verteringsstelsel (Bv: paard 40 meter!)
• Plantaardig materiaal lastiger af te breken vanwege cellulose vezels in celwand van de

      plantencel

• Plooikiezen om voedsel fijn te malen

      en hebben meestal geen hoektanden

Carnivoren / vleeseters

• Kort verteringsstelsel, platte buik 
• Grote en scherpe hoektanden
• Knipkiezen om stukken vlees af te

        kunnen scheuren

• Kiezen glijden langs elkaar als bij
  

       een schaar

hoektanden, snijtanden, knipkiezen

Omnivoren / alleseters

• Middellang verteringsstelsel
• Knobbelkiezen om voedsel fijn te malen
• Hoektanden; soms groot om te jagen
  

       Bij sommige dieren even groot als de snijtanden 

herbivoor

omnivoor

carnivoor

Lengte van het darmkanaal

carnivoor

(vleeseter)

herbivoor

(planteneter

omnivoor

(alleseter)

Voedselkeuze

Gebit

Lengte darmkanaal

knipkiezen

plooikiezen

knobbelkiezen

kort

Lang

middellang

Zelfwerkzaamheid

Werken aan de opdrachten van basisstof 6

Opdrachten 1 t/m 10