220211 Azs en gnm

11-02-22
Autonoom zenuwstelsel en geneesmiddelen 
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
BSPMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

11-02-22
Autonoom zenuwstelsel en geneesmiddelen 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
  • Je kennis over het autonoom zenuwstelsel is opgehaald 
  • Je kent voorbeelden van geneesmiddelen die het azs beinvloeden 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar moet je aandenken bij autonoom zenuwstelsel?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke organen worden er door het azs beinvloed?

Slide 7 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 1:
Verklaar waarom door epinefrine het plaatselijk verdovende middel niet zo snel over het hele lichaam verspreid.

Slide 16 - Question ouverte

Adrenaline vernauwt de bloedvaten, hierdoor blijft het locale anaestheticum beter op de injectieplek zitten en heb je minder nodig (dus minder bijwerkingen).
Vraag 2:
Verklaar waarom epinefrine niet mag worden toegepast bij hartpatiënten.

Slide 17 - Question ouverte

Adrenaline verhoogt de pompkracht van het hart en de hartfrequentie (naast een verhoging van de bloeddruk). Voor hartpatiënten is dit ongunstig. 
Vraag 3:
Verklaar waarom door het gebruik van epinefrine de nieren bij een overvoeligheidsreactie niet kapot gaan.

Slide 18 - Question ouverte

Door de verwijding van bloedvaten wordt het RAS gestimuleerd. Dit geeft bij de nier een ernstige vernauwing van bloedvaten, waardoor nierweefsel kapot gaat. Adrenaline gaat de verwijding van bloedvaten tegen, hierdoor wordt het RAS niet gestimuleerd. 
Marieke is 4 jaar en heeft de hele nacht gehuild omdat ze oorpijn heeft. De moeder van Marieke heeft de volgende morgen de huisarts gebeld en gevraagd of er een geneesmiddel tegen de oorpijn kan worden voorgeschreven. De huisarts heeft de moeder van Marieke geadviseerd in de apotheek paracetamol zetpillen en Xylometazoline neusspray tegen de pijn te halen.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 4:
Geef aan hoe je de moeder van Marieke adviseert de neusspray maar maximaal 5 dagen te gebruiken.

Slide 20 - Question ouverte

Duidelijk aangeven waarom maar maximaal 5 dagen mag worden gebruikt.
Als u dit geneesmiddel langdurig gebruikt, kan uw neus blijvend
verstopt raken en kan het neusslijmvlies beschadigd worden.

Vraag 5: Leg aan de moeder van Marieke uit waarom de Xylometazoline in de neus moet worden aangebracht

Werd voorheen geadviseerd om de buis van eustachius te openen 

Nu is het advies :

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6. Wordt Formoterol voor een aanval gebruikt of preventief
A
Aanvals behandeling
B
Onderhoudsbehandeling

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6. Wordt Salbutamol voor een aanval gebruikt of preventief
A
Aanvals behandeling
B
Onderhoudsbehandeling

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6. Wordt Salmeterol voor een aanval gebruikt of preventief
A
Aanvals behandeling
B
Onderhoudsbehandeling

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6. Wordt Terbutaline voor een aanval gebruikt of preventief
A
Aanvals behandeling
B
Onderhoudsbehandeling

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij snapt dit niet, hoe kan een geneesmiddel tegen de prostaat nu de bloeddruk verlagen?
Vraag 7:
Leg dit dhr. Zijlstra uit.

Slide 28 - Question ouverte

Tamsulosine behoort tot een geneesmiddelengroep die zowel aangrijpt op de prostaat als op bloedvaten. Hierdoor ontstaat de bijwerking orthostatische hypotensie. Als gebruiker moet je hiermee rekening houden ondanks het gegeven dat tamsulosine met name werkt op de prostaat. 
Als de bloeddruk door het verwijden van de bloedvaten wordt verlaagd, dan zal het lichaam automatisch de activiteit van het sympathische zenuwstelsel gaan verhogen.
Vraag 8: Waarom gaat het hart dan sneller kloppen?

Slide 29 - Question ouverte

Dit is een direct sympathisch effect.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 9:
Verklaar waarom patiënten die bèta blokkers gebruiken sneller vermoeid zijn.

Slide 31 - Question ouverte

De hartactiviteit daalt, de bronchiën worden nauwer (minder verbranding) en de glucose concentratie gaat ook omlaag (minder verbranding) 
Autonoomzenuwstelsel en gnm 
Maken vraag 11 t/m 16

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 10 
Mevrouw van Geel heeft last van hoge bloeddruk en astma (benauwdheid). Voor de hoge bloeddruk heeft de arts een recept met propranolol uitgeschreven. Bij het inbrengen van dit recept in de computer ontstaat een contra indicatie signaal:
Astma

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 10:
Verklaar deze contra indicatie

Slide 34 - Question ouverte

Propranolol gaat als (niet selectieve) bèta blokker de beta-2 receptoren op de bronchiën blokkeren. Hierdoor kan de natuurlijke overdrachtsstof norepinefrine niet binden. De bronchiën worden nauwer, de kans op benauwdheid neemt toe.
Bij het inbrengen van metoprolol ontstaat opnieuw het contra indicatie signaal: Astma
De apotheker geeft aan dat dit wel mag worden afgeleverd.

Vraag 11:
Waarom hebben patiënten met astma van propranolol meer last van benauwdheid dan bij metoprolol?

Slide 35 - Question ouverte

Omdat metoprolol een beta-1 selectieve blokker is, zullen de beta-2 receptoren op de bronchien bij een normale dosering van metoprolol niet/minder worden geblokkeerd. Er bestaat een kans op benauwdheid, deze is echter veel minder dan bij propranolol. 

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 12:
Zoek met behulp van de KNMP Kennisbank wat waarvoor Max deze tabletten gebruikt.

Slide 37 - Question ouverte

Examenvrees

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 13:
Verklaar waarom speekselvloed, kortademigheid en diarree als bijwerkingen kunnen voorkomen bij pilocarpine

Slide 39 - Question ouverte

Ondanks het gegeven dat pilocarpine locaal in het oog wordt aangebracht, kan toch een deel van de pilocarpine in de algehele circulatie terechtkomen en daar parasympaticomimetisch werken. 
Vraag 14:
Wat voorkom je als je na het druppelen de traanbuis even dichtdrukt?

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DHr. Dijksma heeft zijn hele leven lang gerookt en hierdoor is behoorlijk veel longweefsel kapot gegaan. Hij gebruikt al enige tijd Atrovent 4 maal per dag. De arts schrijft nu in plaats van Atrovent het geneesmiddel Spiriva voor. 

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 15:
Zoek met behulp van de KNMP Kennisbank het gebruik van Spiriva op en geeft aan waarom de arts Atrovent heeft vervangen door Spiriva.

Slide 44 - Question ouverte

Atrovent moet 4 keer per dag worden gebruikt, Spiriva maar 1 keer per dag. 
De KNMP Kennisbank geeft als gebruik aan:
Reisziekte:
transdermaal: volwassenen 1.5 mg, 6-15 uur voor aanvang van de reis, na max. 72 uur verwijderen, zo nodig gevolgd door een pleister achter het andere oor.




Vraag 16:
Waarom werken deze pleisters pas na 6 uur?

Slide 45 - Diapositive

In deze toedieningsvorm is de halfwaardetijd lang. Hoe langer de halfwaardetijd hoe langer het duurt voordat het middel gaat werken.
Aan welke ken je nog die het azs beinvloeden?

Slide 46 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions