- Telefoons liggen op de daarvoor aangewezen plek.
- We zijn vriendelijk voor elkaar.
- We praten fatsoenlijk met en over elkaar.
- We praten rustige toon
- Als je wat wil zeggen steek je je hand op en wacht je op je beurt.
- Als ik om stilte vraag, ben je meteen stil.
Je hebt je spullen voor elkaar : laptop, pen en papier.