Les 5: Verkleinwoorden

Verkleinwoorden
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je in de vorige les(sen) geleerd?

Vertel hier iets over.

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
- Ik weet wat een verkleinwoord is.

- Ik kan van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken.

Slide 3 - Diapositive

Wat ga je doen in deze les?
- Je bekijkt de regels van de verkleinwoorden en gaat ermee oefenen
- Je bekijkt een video

Slide 4 - Diapositive

Welke verkleinwoorden ken je?

Slide 5 - Carte mentale

Rechts zie je de verkleinwoorden.
Kijk goed naar de lidwoorden. Wat zie je?

Slide 6 - Diapositive

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. 
In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt.

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord HET

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

-je
- Zelfstandig naamwoorden meestal -je

- de kaas                       het kaasje
- de worst                     het worstje
- het huis                      het huisje



Slide 9 - Diapositive

-pje
woorden die eindigen op -m

- de boom               het boompje
- de zoom               het zoompje
- het geheim         het geheimpje

Slide 10 - Diapositive

-tje
- de lepel              het lepeltje
- de stoel              het stoeltje
- het ding              het dingetje

Slide 11 - Diapositive

-tje
De medeklinker wordt verdubbeld als er een korte klinker is (niet bij alle woorden)

- de ster                    het sterretje
- de pop                    het poppetje

Slide 12 - Diapositive

-tje
Woorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u)

- de auto                 het autootje
- de paraplu           het parapluutje
- de logé                  het logeetje

Slide 13 - Diapositive

-tje
Woorden die eindigen op -i wordt -ietje

- de taxi                 het taxietje
- de ski                   het skietje

Slide 14 - Diapositive

'tje
Woorden die einigen op -y

- de baby                 het baby'tje
- de hobby               het hobby'tje

Slide 15 - Diapositive

-nkje
Woorden die eindigen op -ng

- de woning                    het woninkje
- de koning                     het koninkje

Slide 16 - Diapositive

Even oefenen

Slide 17 - Diapositive

-tje
-etje

-je
-'tje
bikini
trolley
douche
hoed
pony
verhaal
behang
A4

Slide 18 - Question de remorquage

Hoe schrijf je:

Het logo

Slide 19 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

De tafel

Slide 20 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

Het paard

Slide 21 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

De beloning

Slide 22 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

De bikini

Slide 23 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

De foto

Slide 24 - Question ouverte

Hoe schrijf je:

De kaart

Slide 25 - Question ouverte

Tot slot: onthouden!

machine - machientje
aspirine - aspirientje
jongen - jongetje
karbonade - karbonaadje
vitamine - vitamientje 

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen
- Ik weet wat een verkleinwoord is.

- Ik kan van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken.

Slide 27 - Diapositive

Ben je tevreden over het behalen van de leerdoelen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Wat ging er goed?
Wat kan er nog beter?

Slide 29 - Question ouverte

En nu verder...
Heb je nog tijd over?
--> kies dan nog een onderdeel uit de keuzekaart (de werkvorm ganzenbord gaat over verkleinwoorden)
--> stel je vragen aan de docent

Slide 30 - Diapositive