KT2-2

• Buurt Onderwijs Sport
• MBO
• Studiejaar 3

Noem vijf eigenschappen die een projectleider moet hebben

Als projectleider maak je tijdens het project gebruik van drie factoren: coördineren, controle en communicatie.
Leg uit waar deze drie C’s specifiek op zijn gericht.

Waar staan de letters AIDA voor?

Met welke 5 kostenposten binnen je begroting moet je rekening houden tijdens een project?

Wat valt NIET onder een publieksgroep?

1. Website
2. Klant
3. Medewerker
4. Omwonende

Welke foto staat voor PR?

1. 
2. 
3. 
4. 

00:30

Waar gaat dit filmpje over?

1. Sponsoring
2. Fondsenwerving
3. Crowdfunding
4. PR

Wat wil je naast de (sub)doelstelling(en) nog meer bereiken met je project?

Bij welke partijen probeer je draagvlak te creëren voor je project?

Een van de 5 P's staat voor PRIJS.
Welke van onderstaande P's klopt NIET?

1. Product
2. Plaats
3. Promotie
4. Procedure

Een mogelijke interventie die een projectleider bij groepsprocessen kan doen is je eigen rol als projectleider aan te passen. Welke 3 interventies zijn nog meer mogelijk? Geef drie mogelijkheden.

Welk punt klopt WEL als het gaat om begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers?

1. Betrokken bij het beleid
2. Niet serieus genomen worden
3. Geen persoonlijke begeleiding
4. Scholing is niet nodig voor vrijwilligers

Wat verstaan we onder vrijwilligersbeleid?

Wat wordt met BEP berekend?

1. Hoeveel winst je hebt
2. Hoeveel verlies je hebt
3. Het punt waarop je geen winst en geen verlies maakt
4. Het punt dat bepaalt of je schulden hebt

Waar staat de O voor van het PROP-model? Leg uit waarvoor deze O dient.

Wat doe je zodra je klaar bent met de opdrachten 1 t/m 6?

1. Oefenpresentatie geven aan je Assessor
2. Oefenpresentatie geven aan je BPV-begeleider
3. Oefenpresentatie geven aan de klas
4. Oefenpresentatie geven aan je mentor

00:05

fewqwefqwwe