Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Nederlands
Tekstverbanden & signaalwoorden
Slide 1 - Diapositive
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Je leert wat tekstverbanden zijn.
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert signaalwoorden die een voorbeeld aangeven
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 5 - Diapositive
Opsommend tekstverband
En, ook, ten eerste, ten tweede, verder, bovendien, ten slotte
Slide 6 - Diapositive
Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
1:00
Slide 7 - Diapositive
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 8 - Diapositive
Tijd
Voordat, terwijl, tijdens,
alvast, later
Slide 9 - Diapositive
Tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
Slide 10 - Diapositive
Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals
Slide 11 - Diapositive
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 12 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 13 - Quiz
Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven
Slide 14 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 15 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 16 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?