Verbindingsmanieren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Deze les

1. Lezen: huiswerkbespreking

2. Spelling: spellingquiz 

3. Nieuw: Grammatica: woordsoortbenoeming (znw en bnw)

4. Stillezen/podcast

Doelen:

- je kunt verbindingsmanieren herkennen tussen alinea's

- je test je kennis van de spelling (nodig voor de toets spelling)

- je kunt een zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord herkennen

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 2

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 2

2 a Eigen antwoord, bijvoorbeeld: slimmigheid op gebied van oorlogsvoering/tactiek.

 b als eerste tactische zet die kans geeft op goed resultaat

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 3

3 a ze (regel 13) verwijst naar de Romeinen (regel 12).

 b ze (regel 15) verwijst naar muren (regel 15).

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 4

De schrijver kondigt in de inleiding het onderwerp van de tekst aan.

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 5

5 a aankondigende zin

 b Aan het eind van alinea 1 staat dat enkele voorbeelden duidelijk zullen maken hoe de Romeinen de ene stad na de andere veroverden.

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 6

6 a (als) eerste, vervolgens

 b uitspraak-opsomming

 c een omzoomd kamp met wachttorens op een strategische plek opzetten + de watervoorziening afsnijden

 d Deze zinnen geven een bijzaak aan.

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 7

7 a overgangszin met een verwijzing

 b Het verwijswoord dat in de eerste zin van alinea drie. Dit verwijswoord verwijst naar de manieren van belegeren die in alinea 2 zijn genoemd.

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 8

8 a signaalwoord

 b Dit blijkt uit het woord Maar.

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 9

Vergelijk je antwoord:

 – een omzoomd kamp met wachttorens op een strategische plek zetten om bevoorrading en hulp onmogelijk te maken

 – watervoorziening afsnijden door kanalen te graven

 – belegeringswerktuigen als rijdende torens inzetten

 – muren rammen of neerhalen

 – stenen en ijzeren pijlen afschieten

 – tunnels graven onder de muren van de vijand

Lezen opdracht 3 (huiswerk)

vraag 10

artikel in een tijdschrift

create.kahoot.it

Grammatica: Wat weet je nog?

Woordsoorten benoemen.

Wat is het voor soort woord?

Vandaag: zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord.

Deze les:

1. gedicht over jouw vakantie!

2. uitleg verbindingsmanieren

3. Lezen blok 4 opdracht 3 maken = huiswerk

Gedicht

- we lezen het gedicht op pag. 70

- theorie doornemen

- opdrachtje:

Schrijf een gedichtje

- over jouw vakantie

- zorg dat je de theorie laat zien in je gedicht (versregels, strofen, rijm, ritme e.d.)

- je gebruikt tenminste twee verschillende stijlfiguren

Verbindingsmanieren

- alinea's worden verbonden

- tekst wordt dan meer één geheel

- structuur

1. signaalwoorden

2. herhaling

3. overgangszin met verwijzing

4. aankondigende zin

Zie jij de verbindingsmanier?

De verbindingsmanier:

1. signaalwoord
2. herhaling
3. verwijswoord
4. aankondigende zin

Maar = signaalwoord

Zie jij de verbindingsmanier?

De verbindingsmanier:

1. signaalwoord
2. herhaling
3. verwijswoord
4. aankondigende zin

Daarom worden er weer nieuwe afspraken gemaakt = aankondigende zin

Zie jij de verbindingsmanier?

De verbindingsmanier:

1. signaalwoord
2. herhaling
3. verwijswoord
4. aankondigende zin

plantjes en boompjes = herhaling

Welke verbindingsmanier wordt gebruikt?

dat = overgangszin met verwijswoord

Welke bewering over de hoofdgedachte is juist?

1. De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
2. De hoofdgedachte is meestal een vraag.
3. De hoofdgedachte vertelt in één zin het belangrijkste over het onderwerp.
4. De hoofdgedachte staat altijd letterlijk in de tekst.

Bij welk alineaverband hoort dit signaalwoord: bovendien

1. tegenstelling
2. opsomming
3. voorbeeld
4. conclusie

Noem min. twee signaalworden van uitspraak-tegenstelling

Huiswerk

maak: opdracht 3 (Lezen blok 4, pag. 188) --> VRIJDAG

gedichtje afmaken en inleveren ELO eind les (vergeet de stijlfiguren niet te gebruiken in je gedicht!)

Klaar? stillezen/podcast!