Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Vraag en aanbod
Slide 1 - Diapositive
De vraaglijn verschuift naar links, dit kan komen door:
A
Complementaire goederen worden goedkoper.
B
Het budget van de vragers neemt af.
C
Substitutiegoederen worden duurder.
D
Er komen meer inwoners in het land.
Slide 2 - Quiz
Substitutie goederen
Complementaire goederen
Producten die elkaar kunnen vervangen
Producten die elkaar aanvullen
Prijsstijging van een van de producten zorgt voor meer vraag naar het andere.
Prijsdaling van een van beide goederen zorgt voor meer vraag naar het andere.
Slide 3 - Question de remorquage
Hoe groot is het vraagoverschot als gevolg van de ingestelde maximumprijs?
Slide 4 - Question ouverte
Arbeidsverdeling zorgt voor een lagere arbeidsproductiviteit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Deze vraaglijn is:
A
Elastisch
B
Inelastisch
C
Volkomen inelastisch
Slide 6 - Quiz
De prijs van frisdrank stijgt met 5%, hierdoor daalt de vraag met 2%. Wat is de prijselasticiteit? Geef ook aan of dit elastisch of inelastisch is
Slide 7 - Question ouverte
Je inkomen stijgt van €2.000 naar €2.500, de gevraagde hoeveelheid naar een product stijgt met 10%. Bereken de inkomenselasticiteit en geef aan om voor soort goed het gaat.
Slide 8 - Question ouverte
Vaste kosten
Variabele kosten
Gemiddelde totale kosten
Marginale kosten
Totale kosten
De kosten per geproduceerde eenheid.
Kosten die niet variëren met de productieomvang.
Som van de vaste kosten en de variabele kosten.
Kosten die variëren met de productieomvang
Een toename van totale kosten als gevolg van de productie van een extra eenheid.
Slide 9 - Question de remorquage
Welke kosten horen voor een producent van waterijsjes tot de variabele kosten?
A
De inkoopprijs van de ingrediënten
B
De kosten voor de stokjes van de ijsjes
C
De huur van het bedrijfspand
D
Loon van de vaste arbeiders
Slide 10 - Quiz
Gegeven is de volgende kostenfunctie: TK = 1,5q2 + 500. Wat zijn de vaste kosten wanneer er 200 stuks geproduceerd worden?
Slide 11 - Question ouverte
Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid bij de volgende vraag- en aanbodfuncties: Qa = 150p − 1.000 Qv = −50p + 9.000
Slide 12 - Question ouverte
prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
inferieure goederen
complementaire goederen
deze verhouding is altijd negatief
goederen die samen in een bepaalde behoefte voorzienkst
de gevraagde hoeveelheid daalt als het inkomen stijgt
deze verhouding is bij luxe goederen sterk positief
Slide 13 - Question de remorquage
Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid. Qv = -0,75P + 30 Qa = 1,25P – 14