Quiz hoofdstuk 1 economie 4G 6e ed.

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Primaire behoeften zijn ...

1. de noodzakelijke behoeften.
2. de luxe behoeften.

schaarste betekent in de economie

1. dat er weinig van is
2. dat mensen secundaire behoeften hebben
3. dat je middelen te beperkt zijn om in al je behoeften te voorzien
4. dat mensen zich door reclame laten beïnvloeden

Economie gaat over het vervullen van behoeften. Welke producten horen bij de primaire behoeften?

1. Mobiele telefoon
2. Brood
3. Vakantie
4. Auto

Wat is een ander woord voor: consumentengedrag?

1. koopmotief
2. koopkracht
3. koopgedrag
4. koopbehoefte

De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien, noemen we:

1. Welzijn
2. Voortvarend
3. Welvaart
4. Welbehagen

Wat is zelfvoorziening?

1. Dat je je zelf voorziet
2. Wanneer je zelf in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
3. Zelf groenten verbouwen, zelf je huis schilderen, zelf jam maken.
4. Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten

Wat is een prioriteitenlijst

1. Een lijst met jouw behoeften
2. Een lijst met daarop jouw beste muziek
3. Een lijst met jouw behoeften de belangrijkste staat bovenaan
4. Een lijst met je verwachte inkomsten en uitgaven.

Wanneer kan je koopkracht kleiner worden?

1. Als je een hoger inkomen krijgt
2. Als je meer belasting moet betalen
3. Als je ziektekosten stijgen
4. Als je werkloos wordt

Meer productie betekent niet altijd meer welvaart omdat

1. je rekening moet houden met import en export
2. er ook positieve externe effecten zijn
3. je rekening moet houden met het prijspeil
4. de behoeften kunnen toenemen

Je eigen koopkracht hangt af van:

1. Je inkomen en je schulden
2. Hoeveel uur je werkt
3. Welke auto je hebt

Al deze producten zijn schaars

1. Brood, regenwater en cola
2. Fiets, wind en computer
3. Zon, tomaten en boeken
4. Stoel, TV en mobiel

Technologische ontwikkeling is:

1. producten worden kleiner
2. producten worden sneller
3. producten worden beter
4. A,B,C zijn alle drie goed

Welke P van de marketingmix hoort bij reclame

1. personeel
2. plaats
3. product
4. promotie

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...

1. af met 3%.
2. toe met 3%.
3. af met 1%.
4. toe met 1%

Welke P heeft niets te maken met de marketingmix?

1. Plaats
2. Product
3. Personeel
4. Professioneel

Wat is bbp?

1. bruto buitenlands product
2. bruto binnenlands product

zakgeld is een voorbeeld van...

1. overdrachtsinkomen
2. inkomen uit bezit
3. inkomen in natura
4. inkomen uit arbeid

Wat is géén inkomensvorm?

1. inkomen uit bezit
2. inkomen uit arbeid
3. inkomen uit zorg
4. overdrachtsinkomen

nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:

1. gemiddeld inkomen per persoon
2. gemiddeld jaarinkomen per persoon
3. gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land

De afkorting BBP staat voor

1. Bruto Buitenlands Product
2. Bruto Binnenlands Product
3. Binnenlands Belasting Product
4. Buitenlands Belasting Product

loon is een voorbeeld van...

1. overdrachtsinkomen
2. inkomen uit bezit
3. inkomen in natura
4. inkomen uit arbeid

Er is 2% inflatie maar je krijgt 5% loonsverhoging, dit noem je:

1. reële loonsverhoging
2. prijscompensatie

Dit is de berekening van het inkomen per hoofd van de bevolking

1. ​nationaal.inkomen​​je.salaris​​
2. ​nationaal.inkomen​​aantal.inwoners​​
3. ​aantal.inwoners​​nationaal.inkomen​​
4. ​je.salaris​​nationaal.inkomen​​

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....

1. reëel inkomen
2. nominaal inkomen
3. modaal inkomen
4. duurzaam inkomen

Wat betekend inflatie?

1. De geld pers gaat aan
2. Geldt behoud altijd zijn waarde
3. Het geld wordt meer waard
4. Het geld wordt minder waard