Verstandelijke beperkingen

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
ADLMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Verstandelijke beperking

Mensen met een verstandelijke beperking:

- Hebben een lager niveau dan leeftijdsgenoten
- Hun ontwikkeling verloopt trager en loopt achter 
- Het denken gaat anders of minder snel

Slide 5 - Diapositive

Verdiepingsvraag:
Wat kan een oorzaak zijn van een verstandelijke beperking?


Slide 6 - Question ouverte

Oorzaken
- Beschadiging van de hersenen
- Zuurstofgebrek bij bevalling
- Erfelijkheid, afwijking in de genen
- Ongeval of een ziekte, zoals hersenvliesontsteking

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welke afkorting wordt gebruikt voor licht verstandelijk beperkt
A
LVG
B
VB
C
LVB
D
LV

Slide 9 - Quiz

wat is het gemiddelde IQ van iemand met een licht verstandelijk beperking
A
70-85
B
30-50
C
50-70
D
85-100

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

1. Een licht verstandelijke beperking is makkelijk te herkennen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Hoe ondersteun je mensen met een matige verstandelijke beperking?

Slide 15 - Question ouverte

Kunnen mensen met een matige verstandelijke beperking een relatie aangaan en onderhouden?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Leert niet door te denken of waar te nemen, maar door te doen en te ervaren...
A
Ernstige verstandelijke beperking
B
Lichte verstandelijke beperking
C
Matige verstandelijke beperking
D
Zeer ernstige verstandelijke beperking

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Mensen met een ernstige verstandelijke beperking
A
Kunnen zelfstandig wonen
B
Hebben een paar uur begeleiding op afstand nodig
C
Hebben 24 uur begeleiding nodig
D
Wonen in de wijk

Slide 20 - Quiz

Mensen met een ernstige verstandelijke beperking....
A
Kunnen niet communiceren
B
Kunnen gewoon communiceren
C
Communiceren op een andere manier
D
Kunnen alleen met hun handen praten

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive