quatrième cours: le 27 septembre 2024

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.
We overleggen zachtjes binnen de MC als we een vraag hebben.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal.
We letten op in de les.
Tijdens het zelfstandig werken mag je oortjes in of een koptelefoon op

Slide 2 - Diapositive

Bonjour et bienvenue

Slide 3 - Diapositive

e
Lesdoelen 4havo:
Ik kan een tekst over een slaapkamer lezen en begrijpen
Ik kan de werkwoorden avoir, être en aller toepassen in de vijf werkwoordtijden présent, passé composé, imparfait, futur simple en de conditionnel
Ik kan reageren op een forum over mijn wijk

Lesdoelen 5havo:
Ik kan een tekst over twee vakantiebestemmingen lezen en begrijpen
Ik kan de werkwoorden savoir, voir en vouloir toepassen in de vijf werkwoordtijden présent, passé composé, imparfait, futur simple en de conditionnel
Ik kan een e-mail schrijven naar een hotel om informatie te vragen over mijn verblijf
13:05-13:15
Overhoring vocabulaire A+B 
13:15-13:35
Uitleg aan 4havo over de onregelmatige werkwoorden être, aller & avoir

5havo maakt ondertussen in het werkboek:  Lire B: exercices 20 t/m 23 (p.22-23)
13:35-13:55
Uitleg aan 5havo over de onregelmatige werkwoorden savoir, voir& vouloir

4havo maakt ondertussen in het werkboek: Lire B: exercices 20 t/m 23 (p.22-23)
13:55-14:05
Pauze voor 5havo
4havo begint met schrijfvaardigheid: Écrire B exercices 27 et 28 (p.28-29)
14:05-14:15
Begin maken met schrijfvaardigheid
4 & 5 havo: Écrire B exercices 27 et 28 (p.28-29)
14:15-14:30
Lesdoelencheck

Slide 4 - Diapositive

Start-upslide 4 havo:
  1.  de online games
  2. winnen
  3. eindigen
  4. beginnen
  5. lol hebben
  6. geven
  7. parmi
  8. wat doe je graag in ...
  9. levendig
Start-upslide 5 havo:
  1. leuk vinden
  2. zich voegen bij
  3. de lente
  4. de zomer
  5. ontdekken
  6. het/men moet
  7. spijt hebben
  8. deze zomer, ben ik van plan om....

Slide 5 - Diapositive

Grammatica-uitleg: être, avoir & aller
Uitleg is voor 4 havo
5 havo maakt ondertussen in het werkboek: 
 Lire B: exercices 20 t/m 23 (p.22-23)

Slide 6 - Diapositive

La conjuguaison des verbes
Deze les herhalen we de werkwoordsvervoegingen van avoir, être en aller in alle tijden

Présent, passé composé, imparfait, futur simple, conditionnel

Slide 7 - Diapositive

D'abord, les verbes au présent!

Slide 8 - Diapositive

être
=
 zijn




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 9 - Question de remorquage

Avoir
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 10 - Question de remorquage

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 11 - Question de remorquage

Zij hebben

Slide 12 - Question ouverte

Jij gaat

Slide 13 - Question ouverte

Jullie zijn

Slide 14 - Question ouverte

Zij is

Slide 15 - Question ouverte

On continue avec le passé composé 

Slide 16 - Diapositive

Vervoegd met avoir of être?
  •  être en avoir worden vervoegd met het hulpwerkwoord
      avoir
  • Aller wordt vervoegd met het hulpwerkwoord être 

                  Avoir: J'ai eu                         
Être: J'ai été                      Aller: Je suis allé(e)

Slide 17 - Diapositive

Vervoeg in de passé composé
Nous ... (avoir) un cadeau

Slide 18 - Question ouverte

Vervoeg in de passé composé
Elle .... (aller) au concert

Slide 19 - Question ouverte

Et maintenant... l'imparfait

Slide 20 - Diapositive

Uitgangen imparfait
De stam van de imparfait = 
nous-vorm présent        - ons + uitgangen

Uitgangen imparfait
ais-ais-ait-ions-iez-aient

Slide 21 - Diapositive

Donc...
Stam imparfait:
- Avoir: Nous avons --> av-                          Nous avions
- Aller: Nous allons --> all-                           Nous allions

ATTENTION! être --> ét-                                 Nous étions

Slide 22 - Diapositive

Vervoeg in de imparfait
Vous.... (aller)

Slide 23 - Question ouverte

Vervoeg in de imparfait
J'.... (être)

Slide 24 - Question ouverte

Vervoeg in de imparfait
Nous.... (avoir)

Slide 25 - Question ouverte

Et les derniers... le futur simple et le conditionnel

Slide 26 - Diapositive

Hoe maak je de futur simple en de conditionnel?
Futur simple = zal + hele werkwoord
Conditionnel = zou + hele werkwoord

Futur simple: hele werkwoord + uitgangen avoir
Conditionnel: hele werkwoord + uitgangen imparfait
ATTENTION! Bij être, avoir, faire, aller is het niet het hele werkwoord!

Slide 27 - Diapositive

Deze werkwoorden hebben als stam niet het hele werkwoord. Welke stam hoort bij welk werkwoord?
ir-
aur-
ser-
avoir
aller
être

Slide 28 - Question de remorquage

Donc...
Le futur:                                                 Le conditionnel
- Avoir: J'aurai                                      J'aurais
- Aller: J'irai                                           J'irais
- Être: Je serai                                      Je serais 

Slide 29 - Diapositive

Vervoeg in de futur simple
On ... (avoir)

Slide 30 - Question ouverte

Vervoeg in de futur simple
J' .... (aller)

Slide 31 - Question ouverte

Vervoeg in de conditionnel
On .... (être)

Slide 32 - Question ouverte

Et on mélange!
Nu komen alle tijden door elkaar alors ATTENTION!

Slide 33 - Diapositive

Ik ben
A
Je suis
B
Je serai
C
Je serais
D
J'ai

Slide 34 - Quiz

Wij zouden gaan (conditionnel)
A
Nous allons
B
Nous irons
C
Nous irions
D
Nous aurions

Slide 35 - Quiz

Sarah en Flora zijn gegaan
A
Sarah et Flora sont allé
B
Sarah et Flora ont allé
C
Sarah et Flora sont allées
D
Sarah et Flora ont allée

Slide 36 - Quiz

Jullie hadden
A
Vous avez
B
Vous aviez
C
Vous aurez
D
Vous auriez

Slide 37 - Quiz

Ik ben geweest
A
Je suis été
B
J'ai eu
C
J'ai été
D
Je suis eu

Slide 38 - Quiz

Grammatica-uitleg: savoir, voir & vouloir
Uitleg is voor 5 havo
4 havo maakt ondertussen in het werkboek: 
 Lire B: exercices 20 t/m 23 (p.22-23)

Slide 39 - Diapositive

Verbes irréguliers
pouvoir = kunnen
vouloir = willen

savoir = weten/kunnen
voir = zien

Slide 40 - Diapositive

Présent savoir

je sais
tu sais
il/elle/on sait
nous savons
vous savez
ils/elles savent
Présent voir

je vois
tu vois
il/elle/on voit
nous voyons
vous voyez
ils/elles voient

Slide 41 - Diapositive

Présent pouvoir

je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Présent vouloir

je veux
tu veux
il/elle/on veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent

Slide 42 - Diapositive

Imparfait
standaardregel!
nous-vorm présent + uitgangen van de imparfait
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 43 - Diapositive

imparfait savoir
nous savons -ons: sav
je savais
tu savais
il/elle/on savait
nous savions
vous saviez
ils/elles savaient
Présent voir
nous voyons -ons = voy
je voyais
tu voyais
il/elle/on voyait
nous voyions
vous voyiez
ils/elles voyaient

Slide 44 - Diapositive

imparfait pouvoir
nous pouvons - ons = pouv
je pouvais
tu pouvais
il/elle/on pouvait
nous pouvions
vous pouviez
ils/elles pouvaient
imparfait vouloir
nous voulons - ons = voul
je voulais
tu voulais
il/elle/on voulait
nous voulions
vous vouliez
ils/elles voulaient

Slide 45 - Diapositive

Passé composé
j'ai pu
j'ai voulu
j'ai su
j'ai vu

Slide 46 - Diapositive

Futur/conditionnel
Futurstam:
pouvoir = pourr-
vouloir = voudr-
savoir = saur-
voir = verr-

Conditionnel = futurstam + uitgangen imparfait

Slide 47 - Diapositive

Hoe is de juiste vorm van 'voir' in de imparfait voor 'tu'?
A
voyaient
B
voyait
C
voyais
D
vois

Slide 48 - Quiz

Wat is de conditionnel vorm van 'vouloir' voor 'nous'?
A
voudrions
B
voulons
C
veux
D
voudrait

Slide 49 - Quiz

Wat is de futur vorm van 'pouvoir'?
A
peux
B
pourrais
C
pourrai
D
pouvons

Slide 50 - Quiz

Hoe is de juiste vorm van 'voir' in de passé composé voor 'je'?
A
j'ai voyaient
B
j'ai voyais
C
j'ai voyons
D
j'ai vu

Slide 51 - Quiz

Wat is de juiste vorm van 'savoir' in de imparfait voor 'nous'?
A
savions
B
savaient
C
saviez
D
savait

Slide 52 - Quiz

Lesdoelencheck: doen we via kahoot vandaag (twee verschillende uiteraard vanwege andere lesstof)
Lesdoelen 4havo:
Ik kan een tekst over een slaapkamer lezen en begrijpen
Ik kan de werkwoorden avoir, être en aller toepassen in de vijf werkwoordtijden présent, passé composé, imparfait, futur simple en de conditionnel
Ik kan reageren op een forum over mijn wijk
Lesdoelen 5havo:
Ik kan een tekst over twee vakantiebestemmingen lezen en begrijpen
Ik kan de werkwoorden savoir, voir en vouloir toepassen in de vijf werkwoordtijden présent, passé composé, imparfait, futur simple en de conditionnel
Ik kan een e-mail schrijven naar een hotel om informatie te vragen over mijn verblijf


Huiswerk voor de donderdag 10 oktober dus ná de excursieweek:
  • (af) maken Lire B: exercices 20 t/m 23 (p.22-23)
  • Inleveren van schrijfopdracht op Itslearning
    Écrire B exercices 27 et 28 (p.28-29)
  • Apprendre:
    Havo 4: Vocabulaire chapitre 1 (p.42-44) & bijhouden van de gegeven grammatica-workshops (zie Lesson Ups)
    Havo 5: Examenidioom H1 t/m H10 = herhaling van vorig schooljaar & bijhouden van de inhoud van de gegeven grammatica-workshops (zie Lesson Ups)

timer
15:00

Slide 53 - Diapositive