3H - les 44 - zinnen schrijven

Programa
1. Toets in toetsweek
2. Vocabulario
3. Repaso verbos regulares/ futuro/ perfecto
4. Escribir frases en español

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Programa
1. Toets in toetsweek
2. Vocabulario
3. Repaso verbos regulares/ futuro/ perfecto
4. Escribir frases en español

Slide 1 - Diapositive

Toets toetsweek 2
- voca 6.1 6.2 6.3 NL-SP & SP-NL
- roze ww blad 25 t/m 50 NL-SP & SP-NL
- de toekomende tijd (futuro)
- de presente perfecto (regelmatig en onregelmatig)
- signaalwoorden perfecto (VERTALINGEN!!!)
- ser, estar, hay (kunnen vervoegen en toepassen)
- werkwoorden regelmatig vervoegen
- onregelmatig werkwoorden vervoegen
- wederkerende ww vervoegen (regelmatige en onregelmatige ww)
- aanwijzende voornaamwoorden
- voorzetsels
- bezittelijke voornaamwoorden
- bijvoeglijke naamwoorden
- ontkenning

Zinnenschrijven
NL - SP 
SP - NL
timer
13:00

Slide 2 - Diapositive

¿Cómo escribir frases en español?
Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de onderstaande vragen 

  1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  2. Is per zin 1 werkwoord vervoegd?
  3. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
  4. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd? (dus tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.)
  5. Staat dat werkwoord goed vervoegd bij de juiste persoonsvorm? ; yo soy, ellos hablan etc
  6. Staat de tijdsaanduiding* vóór of achteraan de zin?  (gisteren, vanochtend, in 1898, om half drie)
  7. Staat de plaatsbepaling** vóór of achteraan de zin? (hier/daar, in Madrid, bij de Kwakel, boven, achter)
  8. Zijn de bijvoeglijk-,bezittelijk voornaamwoord en lidwoord aan het zelfstandig naamwoord aangepast? vb. : Un libro rojo; Nuestra casa roja.
  9. Hebben de vraagwoorden accenten?  é , í, á ó, ú ?;  Denk ook aan de ¿? en de ¡!
  10. Heb je voor de bijzin de bovenstaande regels opnieuw toegepast?

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

Slide 3 - Diapositive

1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
Meestal staan de werkwoorden bij elkaar, maar het belangrijkste werkwoord in de zin moet vervoegd zijn

Pedro no quiere hacer sus deberes.
Pedro wil zijn huiswerk niet maken.

Slide 4 - Diapositive

2. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
Pedro No quiere hacer sus deberes, of
Nunca quiere hace sus deberes,
 
Maar bij gebruik van dubbele ontkenning: Pedro no va nunca al cine. 
(zie ook groene boekje , pag 30.)

Slide 5 - Diapositive

3. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd, vervoegd met de juiste persoonsvorm? Dus...
Tegenwoordige tijd (P)
Ik praat/ 
Ik slaap/ 
Ik sta op
Voltooid deelwoord (PP)
Ik heb gepraat/ 
Ik heb geslapen/ 
Ik ben opgestaan
Toekomende tijd. (F)
Ik ga praten/ 
Ik ga slapen/ 
Ik ga opstaan
hablar
(yo) hablo
yo he hablado
voy a hablar
dormir
(yo) duermo
(yo)he dormido
voy a dormir
levantarse
(yo) me levanto
(yo)me he levantado
voy a levantarme

Slide 6 - Diapositive

4. Staat de tijdsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een tijdsbepaling aan? :
(gisteren, vorige maand, in 1898, om half drie, etc.)

"Esta mañana he comido cereales con yogur"
of 
"He comido cereales con yogur esta mañana "
Deze morgen heb ik müsli met yoghurt gegeten 

Slide 7 - Diapositive

5. Staat de plaatsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een plaatsbepaling aan? :
(hier, daar, in Madrid, in de klas, etc.)

"Esta mañana he aprendido muchas cosas nuevas en la clase."
Deze ochtend heb ik veel nieuwe dingen geleerd in de les.
of :
"En Sevilla puedes ver muchos museos interesantes"
"In Sevilla kun je veel interessante musea zien"

Slide 8 - Diapositive

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bijvoegelijk naamwoord
Het bijvoegelijk naamwoord staat (meestal) achter het zelfstandig naamwoord:
un libro rojo ; unos libros rojos
la camiseta roja ; las camisetas rojas

Denk ook aan de uitzonderingen!: E, L
el libro azul; los libros azules en NIET: azulo, azulos
la camiseta verde ; las camisetas verdes en NIET:verdo, verdos.




Slide 9 - Diapositive

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bezittelijk voornaamwoord
Het bezitteijk voornaamwoord staat voor het zelfstandig naamwoord en geeft aan van wie iets /iemand is: 
mijn boek  - mi libro ;  mijn boeken - mis libros 
jouw broer - tu hermano; jouw broers - tus hermanos
zijn/haar /uw vriend - su amigo ; zijn vrienden - sus amigos
onze dochter - nuestra hija; onze dochters - nuestras hijas
onze zoon - nuestro hijo ; onze zoons - nuestros hijos
jullie zus - vuestra hermana ; jullie zussen - vuestras hermanas 
hun/uw laptop - su portátil ; hun laptops - sus portatiles




Slide 10 - Diapositive

Gebruik accenten: á,é,ó,í,ú,ñ,¿,¡
Hoe maak je het? : Alt gr + de letter die je nodig hebt.

1)Vraagwoorden hebben altijd accenten: dóndecómo, qué, quién, cuándo, por qué, cuánto(-s), cuál(-es)
2)Vervoegingen: m.n. bij estar en vaak bij vosotros*
3) Let ook op verschil: él <> el ; hij <> de/het
4) Vaak is er ook een accent bij woorden die eindigen op -ión: 
la canción, la estación, la instrucción.


*) maar niet bij ser, ir en ver!

Slide 11 - Diapositive

1. De jurk en de tas zijn mooi. (P)

2. Ik ga winkelen in de hoofdstad van Nederland. (F)

3. Wij maken vandaag een wandeling naar de ontmoetingsplek. (P)

4. Ik hou niet van dure dingen. (P)

5. Hoe laat is het? Het is vijf voor negen 's morgens. (P)

6. Het is een reclame voor de modeshow. (P)
Zinnen schrijven 1
Schrijf je zinnen zelf!
Alle woordjes komen uit de stof van U5
en het groene boekje.
Docenten herkennen Translate gebruik!

Slide 12 - Diapositive

1. De jurk en de tas zijn mooi.     
El vestido y el bolso son bonitos.
2. Ik ga winkelen in de hoofdstad van Nederland. 
Voy a ir de compras en la capital de Holanda.
3. Wij maken vandaag een wandeling naar de ontmoetingsplek.
(Hoy) Damos un paseo al punto de encuentro hoy.
4. Ik hou niet van dure dingen.    
No me gustan las cosas caras.
5. Hoe laat is het? Het is vijf voor negen 's morgens.    
¿Qué hora es? Son las nueve menos cinco de la mañana.
6.Het is een reclame voor de modeshow.   
Es un anuncio para la pasarela.
Zinnen schrijven 1; Antwoorden

Slide 13 - Diapositive

1 Hij heeft de pizza gegeten. (PP)

2 Jullie zijn om 8 uur 's morgens opgestaan.  (PP)

3 Wij gaan werken bij deze receptie. (F)

4 Zij hebben een regenpak voor de wandeling gekocht. (PP)

5 In de koffer liggen een zwembroek, een handdoek en  onvergetelijke slippers. (P)

6 In de winter ga ik een warme trui dragen in de bergen. (F)

7 Ik heb de cursus gedaan om de formulieren in te vullen. (PP)
Zinnen schrijven 2

Slide 14 - Diapositive

1 Hij heeft de pizza gegeten.  
- (Él) ha comido la pizza.
2 Jullie zijn om 8 uur 's morgens opgestaan 
- (Vosotros) os habéis levantado a las ocho de la mañana.  
3 Wij gaan werken bij deze receptie. 
- Vamos a trabajar en esta recepción
4 Zij hebben een regenpak voor de wandeling. 
- Ellos tienen un impermeable para el camino.
5 In de koffer liggen een zwembroek, de handdoek en de onvergetelijke slippers.
 - En la maleta están un bañador, la toalla y las chanclas inolvidables.
6 In de winter draag ik een warme trui als (=cuando) ik door de bergen ga. 
 - En el invierno llevo un jersey abrigado cuando voy por las montañas.
7 Ik heb de cursus gedaan om de formulieren in te vullen.
 - He hecho el curso para rellenar los formularios
Zinnen schrijven 2; Antwoorden

Slide 15 - Diapositive

Wij hebben een huisje in de zomer gereserveerd (PP).

Slide 16 - Question ouverte

Ik speel beachvoleybal met mijn zus (P).

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb geslapen in de lente (PP).

Slide 18 - Question ouverte

Ik ga slapen omdat ik moe ben (F).

Slide 19 - Question ouverte

Pedro gaat kijken in de receptie (F).

Slide 20 - Question ouverte