H3.4 opkomst fascisme les 2

3.4: De opkomst van het fascisme
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

3.4: De opkomst van het fascisme

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen paragraaf 3.4
1: Je kunt uitleggen dat de crisis in de Verenigde stagen ook gevolgen had voor de mensen in Europae kent.
2: Je kunt vier kenmerken van het fascisme noemen.
3: Je kunt uitleggen waarom na 1929 de populariteit van het fascisme in Europa groeide.

Slide 2 - Diapositive

Vorige les.
Leg uit dat de crisis in de V.S. ook gevolgen had voor Europa

Slide 3 - Diapositive


Crisis in de wereld 
vanaf 1929



Door overproductie van fabrieken, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.
Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept... 

Slide 4 - Diapositive

Crisis in Europa
De crisis was ook te merken in Europa
In Nederland werd 1/3 werkloos
In Duitsland was geld helemaal niks meer waard
Het werd gebruikt als behang, speelgoed of brandhout
Er is een verhaal van een Duitser die in een kruiwagen zijn loon kreeg. Voordat hij naar huis ging, ging hij naar de kroeg. De kruiwagen bleeg buiten staan. Toen hij weer buiten kwam, was de kruiwagen gestolen en het geld achtergelaten.

Slide 5 - Diapositive

Je kunt uitleggen dat de crisis in de V.S. ook gevolgen had voor de mensen in Europa
  • Nederlandse bedrijven handelden met Amerikaanse bedrijven. Die handel ging ook slecht.
  • De V.S. hadden Duitsland veel geld geleend voor de opbouw en afbetaling van de schuld aan Fr. en G.B. Dat geld wilden de Amerikanen terug tijdens de crisis

Slide 6 - Diapositive

Vandaag
Na de les kun je vier kenmerken noemen van fascisme
en kun je uitleggen waarom fascisme zo populair wordt na 1929

Slide 7 - Diapositive

Inleiding
In Europa kwamen in de jaren 20 en 30 nieuwe politieke stromingen op. Deze waren bepalend voor het verloop van de rest van de tijd van de Wereldoorlogen (1900-1950) 

Communisme, fascisme en nationaalsocialisme

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat zijn de kenmerken van het fascisme? 


  • Fascisme is een politieke stroming, 

Wordt ook wel extreem-rechts genoemd
De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 10 - Diapositive

Fascisme

  • Eén leider principe
  • Extreem-nationalistisch:.
  • Het volk is een sterke eenheid. Voor andersdenkenden is geen plaats.
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)

ook: 
  • militaristisch
  • Antidemocratisch

Slide 11 - Diapositive

Waarom werd fascisme populair in Europa?
In heel veel landen ontstonden fascistische partijen. 

Democratische regeringen konden de problemen van de crisis 1929 niet snel oplossen. 

Anderen kregen de schuld van crisis
(Joden)
Fascisten beloofden het te regelen.

Slide 12 - Diapositive

In Duitsland wordt Hitler de leider van de NSDAP.

Hij wil dat Duitsers weer trots zijn en belooft de maatregelen van Versailles terug te draaien.

Slide 13 - Diapositive

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • Ook wel: nazisme genoemd

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd

  • De Nederlandse NSB was ook nationaal-socialistisch

Slide 14 - Diapositive

Kenmerken van nationaal-socialisme

  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.

  • Rassenleer en antisemitisme

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Alle Duitsers in één groot rijk


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

1
2
3
4
5
6
Vrede van Versailles
De VS doet mee aan WOI
Duitse Keizerrijk wordt uitgeroepen in Versailles
Moordaanslag Franz Ferdinand
Wapenstilstand WOI
 Rusland trekt zich terug uit de oorlog

Slide 17 - Question de remorquage




Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 18 - Quiz

WOI
WOII
Interbellum

Slide 19 - Question de remorquage

Passen de uitspraken bij het communisme?
Hieronder lees je een aantal dingen die mensen zeggen over het communisme. Past het er wel of niet bij?
Wel communisme
Geen communisme
"Er is een groot verschil tussen arme en rijke mensen."
"Ik mag zelf bepalen wat er wordt gemaakt in mijn fabriek."
"Ik krijg als boer even veel betaald als een dokter."
" Elke vijf jaar word er besloten wat we moeten maken in de fabriek."

Slide 20 - Question de remorquage

Kies de kenmerken van het fascisme
FASCISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair

Slide 21 - Question de remorquage

Maak de juiste combinaties
Italië
Sovjet-Unie
Duitsland
nationaalsocialisme
communisme
fascisme

Slide 22 - Question de remorquage

Aan de slag
We lezen de tekst op blz 152 en 154
Waar vind je het antwoord op de leerdoelen?
onderstreep dit.
Klaar?  maak de vragen van deze paragraaf 1 t/m 11

Slide 23 - Diapositive