7. Explicación pretérito imperfecto

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

¡Buenos días!

Machu Picchu, ruïnestad van de Inca's in Peru. 

¿Qué hacemos hoy?

• Explicación pretérito imperfecto 

•  ¡A practicar!

• Los deberes

Schriftelijke overhoring

tarea 1, 2, 3 y 4

lunes, 14 de junio

El uso de imperfecto

• Om situaties en gewoontes in het verleden aan te geven:

Antes salíamos todos los fines de semana.

• Om een situatie in het verleden te beschrijven die van belang is als achtergrond voor een andere (belangrijkere) gebeurtenis:

Estábamos en el aeropuerto, hacía mucho calor y todos estaban nerviosos, pero el avión no llegó.

• Om een verzoek beleefd te formuleren:

Quería reservar una habitación individual.

El pretérito imperfecto

Let op: er staat bij er/ir een accent op de letter i.

Los verbos irregulares

(het hele werkwoord is haber)

Signaalwoorden imperfecto

Leerdoel

Aan het eind van deze periode:

Kan ik een verhaal structureren met

behulp van de pretérito indefinido en de

pretérito imperfecto.

Focus je nu eerst op het gebruik van de pretérito imperfecto. 

Door de oefeningen op de volgende dia's te maken.

Rellena con la forma correcta del pretérito imperfecto

Rellena con la forma correcta del pretérito imperfecto

era

tenía

se llamaba

jugábamos

era

podía

veía

fregaba

era

parecía

tenía

había

vivíais

tenían

encantaban

había

iban

hacíamos

cantábamos

bailábamos

sufría

me ponía

lloraba

era

salía

tenía

Trabajaba

se quedaba

pasaba

se enviaba

decía

quería

erais

éramos

En Cataluña hay un pueblo antiguo, reconstruido para ver cómo vivía la gente en el pasado. Se llama Pals.

1. Lee el texto y escribe los imperfectos. Lees de tekst en noteer de imperfectos.

2. Busca el infinitivo y traduce los verbos. Zoek de infinitief en vertaal de werkwoorden.

3. Lee desde…”En esa época – luz eléctrica. Leg kort in het Nederlands uit hoe de huizen er vroeger uitzagen. 

¿Cómo era antes?

Hoe was het vroeger?

Las respuestas "¿Cómo era antes?"

eran - ser - zijn

tenían - tener - hebben

había - haber - er is/er zijn

dormía - dormir - slapen

era - ser - zijn

cocinaba - cocinar - koken

sacaban - sacar - uithalen

lavaban - lavar - wassen

trabajaban - trabajar - werken

se levantaban - levantarse - opstaan

se acostaban - acostarse - naar bed gaan

Hoe zagen de huizen er vroeger uit?

Ze waren erg klein en donker. Ze hadden smalle deuren en ramen. Er was geen verwarming. Iedereen van het gezin sliep in dezelfde kamer. Er waren weinig meubels en alles was erg eenvoudig. Er werd gekookt op vuur en er was geen stromend water. Er was geen elektrisch licht.  

De signaalwoorden

Los deberes

Leerdoel: 

Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden van de imperfecto. 

Oefen met de website Verbuga.

Gebruik alle werkwoorden en als tijd kies je de imperfecto.

miércoles, 26 de mayo, sexta hora