Taal groep 5 hele werkwoord, tegenwoordige tijd en verleden tijd (blok 4 les 1-5)

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Hele werkwoord

We hebben het gehad over het hele werkwoord. 

- het werkwoord in de wij-vorm heeft dezelfde vorm als het hele werkwoord

hele werkwoord: kruipen
ik kruip - ik-vorm
jij kruipt - jij-vorm
wij kruipen - wij-vorm

tegenwoordige tijd en verleden tijd

We hebben het ook gehad over de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 
- een zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) vertelt wat nu gebeurt
- een zin in de verleden tijd (v.t.) vertelt wat in het verleden gebeurde

t.t.: Ik loop nu naar huis.
v.t.: Ik liep gisteren naar huis.

Wat is het hele werkwoord?

1. lopen
2. ik loop
3. wij lopen
4. hij loopt

Wat is het hele werkwoord?

1. ik wil
2. willen
3. wil
4. wij willen

Wat is het hele werkwoord?

1. ga
2. wij gaan
3. gaan
4. ik ga

Wat is het hele werkwoord?

1. lachen
2. lach
3. lachten
4. wij lachen

Maak het hele werkwoord van de ik-vorm.
ik huil

Maak het hele werkwoord van de ik-vorm.
ik ren

Maak het hele werkwoord van de ik-vorm.
ik wil

Wat is de tegenwoordige tijd?

1. Ik loop.
2. Ik liep.

Wat is de tegenwoordige tijd?

1. Jij ging.
2. Jij gaat.

Wat is de verleden tijd?

1. Wij moesten.
2. Wij moeten.

Wat is de verleden tijd?

1. Zij is.
2. Zij was.

Maak de verleden tijd van:
wij hebben
wij ...

Maak de verleden tijd van:
wij gaan
wij ...

Maak de tegenwoordige tijd van:
wij wilden
wij ...

En? Hoe ging het?

Als je het lastig vond, dan maak je de LessonUp nog een keertje. Het is belangrijk dat je het goed snapt!

Als je weinig foutjes had, dan mag je LessonUp afsluiten.