Deel 5b, blok 1, week 2 Les 4 - VERHOUDINGSTABEL

lesdoel
Ik leer wat verhoudingstabellen zijn en ik kan hier opdrachten mee maken.
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

lesdoel
Ik leer wat verhoudingstabellen zijn en ik kan hier opdrachten mee maken.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

0

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel pennen zitten er in 2 etuis?
A
7
B
4
C
6
D
8

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat moet ik onthouden?
Met de bovenste rij doe ik hetzelfde als met de onderste rij. 

Vermenigvuldig ik met 2 in de bovenste rij, 
dan doe ik dat onder ook.

Deel ik door 3 in de bovenste rij dan doe ik dat onder ook.

Slide 7 - Diapositive

1
2
10
40
12
3
30
120
6
4

Slide 8 - Question de remorquage

1 auto heeft 4 wielen. Hoeveel wielen hebben 8 auto's? 
auto's
1
2
4
8
wielen
4
Welke keersom hoort hierbij?
8 x 4 = 32

Slide 9 - Diapositive

In 4 hekken zitten 20 moeren. Hoeveel moeren heb je nodig voor 1 hek?
Hekjes
2
4
Moeren
20
Welke deelsom hoort hierbij?
20 : 4 = 5

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive


A
6 glazen
B
8 glazen
C
10 glazen
D
12 glazen

Slide 12 - Quiz


3
A
6 glazen
B
10 glazen
C
15 glazen
D
20 glazen

Slide 13 - Quiz

Hoeveel kosten 2 truien?
A
€ 20,-
B
€ 40,-
C
€ 60,-
D
€ 80,-

Slide 14 - Quiz

Hoeveel kosten 3 truien?
A
€ 20,-
B
€ 40,-
C
€ 60,-
D
€ 80,-

Slide 15 - Quiz


Hoeveel kosten 2 ballen?
A
€ 3,-
B
€ 6,-
C
€ 9,-
D
€ 12,-

Slide 16 - Quiz


Hoeveel kosten 3 ballen?
A
€ 3,-
B
€ 6,-
C
€ 9,-
D
€ 12,-

Slide 17 - Quiz

SAMEN!
Je hebt 5 dozen en in iedere doos passen 4 peren. Hoeveel peren heb je dan nodig om alle dozen te vullen?

Slide 18 - Diapositive

stappenplan
Wat je in een verhoudingstabel boven doet moet je onder ook doen.



Je hebt 5 dozen en in iedere doos passen
4 peren.
Hoeveel peren heb je dan nodig om alle dozen te vullen?
Stap 1: lees de som heel goed.

Stap 2: zet een streep onder de belangrijke getallen en de rekentaal.

Stap 3: zet wat je al weet in de verhoudingstabel.

Stap 4: reken nu de som uit.

Slide 19 - Diapositive

Nu jullie
 1 kiwi kost 0,50 euro. Hoeveel betaal je dan voor 8 kiwi`s?

Slide 20 - Diapositive

Nu jij
Wat kosten 2 vlaaien?

Slide 21 - Diapositive

Nog een som
Wat kosten 3 brownies?

Slide 22 - Diapositive

Nog een som
Wat kosten 9 brownies?

Slide 23 - Diapositive

Nog een som
Hoeveel bloemen heeft Hans nodig op 15 bosjes te maken?

Slide 24 - Diapositive

Hoeveel schroeven bij 10 planken?
planken
1
10
schroeven
4
....
timer
1:00
A
20
B
50
C
40
D
45

Slide 25 - Quiz

Hoeveel schroeven bij 20 planken?
planken
1
10
20
schroeven
4
40
......
timer
1:00
A
30
B
75
C
80
D
50

Slide 26 - Quiz

potten
12
6
plantjes
72
.......
6 potten
35 plantjes
36 plantjes
37 plantjes

Slide 27 - Question de remorquage

potten
12
6
1
plantjes
72
36
.......
timer
0:30
1 pot
4 plantjes
6 plantjes
8 plantjes

Slide 28 - Question de remorquage

dozen
1
5
peren
4
.....
timer
0:30
5 dozen
10 peren
15 peren
20 peren

Slide 29 - Question de remorquage

dozen
1
5
10
peren
4
20
.......
10 peren
40 peren
30 peren
50 peren

Slide 30 - Question de remorquage

dozen
1
5
10
15
peren
4
20
40
.....
15 peren
100 peren
60 peren
80 peren

Slide 31 - Question de remorquage

hoeveel kosten 2 appels?
1 appel
2 appels
4 appels
5 appels
0,70
.......
A
7,00
B
1,40
C
7,40
D
1,00

Slide 32 - Quiz

Hoeveel kosten 4 appels?
1 appel
2 appels
4 appels
5 appels
0,70
1,40
.........
A
2,80
B
7,00
C
3,60
D
3,90

Slide 33 - Quiz

aan het werk
Wat je in een verhoudingstabel boven doet moet je onder ook doen.

MAAK HET WERKBLAD.

Klaar:
oefenen in junior cloude



Slide 34 - Diapositive