Ontdek de wereld van computerhardware

Ontdek de wereld van computerhardware

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je de verschillende onderdelen van computerhardware identificeren en begrijpen hoe ze samenwerken.

Deze dia bevat het leerdoel van de les. Bespreek dit met de studenten voordat je verder gaat.

Wat weet je al over computerhardware?

Wat is computerhardware?

Computerhardware verwijst naar de fysieke onderdelen van een computer, zoals de processor, het geheugen en de harde schijf.

Leg kort uit wat computerhardware is en vraag de studenten om voorbeelden te geven.

De processor

De processor is het 'brein' van de computer. Het voert berekeningen uit en stuurt instructies naar andere onderdelen van de computer.

Beschrijf de rol van de processor en vraag de studenten of ze weten hoe de processor werkt.

Het moederbord

Het moederbord is het belangrijkste circuitbord in een computer. Het verbindt alle onderdelen en zorgt voor communicatie tussen hen.

Beschrijf de functie van het moederbord en vraag de studenten om voorbeelden te geven van onderdelen die op het moederbord zijn aangesloten.

Het geheugen

Het geheugen van een computer wordt gebruikt om gegevens en instructies tijdelijk op te slaan. Het bestaat uit RAM en ROM.

Leg uit wat computergeheugen is en vraag de studenten om het verschil tussen RAM en ROM uit te leggen.

Harde schijf

De harde schijf is een opslagapparaat waar gegevens permanent kunnen worden opgeslagen. Het is meestal veel groter dan het geheugen.

Beschrijf de rol van de harde schijf en vraag de studenten om voorbeelden te geven van wat er op een harde schijf kan worden opgeslagen.

Videokaart

Een videokaart is verantwoordelijk voor het produceren van beelden op het computerscherm. Het verbetert de grafische prestaties.

Leg uit wat een videokaart is en vraag de studenten om situaties te bedenken waarin een krachtige videokaart nuttig kan zijn.

Voeding

De voeding levert de elektrische energie die nodig is om de computer en de onderdelen van stroom te voorzien.

Beschrijf de rol van de voeding en vraag de studenten om voorbeelden te geven van andere elektronische apparaten die een voeding nodig hebben.

Toetsenbord en muis

Het toetsenbord en de muis zijn invoerapparaten waarmee de gebruiker interactie heeft met de computer.

Leg uit waarvoor het toetsenbord en de muis worden gebruikt en vraag de studenten om andere voorbeelden van invoerapparaten te noemen.

Monitor

De monitor is het uitvoerapparaat dat de visuele informatie van de computer weergeeft, zoals tekst, afbeeldingen en video's.

Beschrijf de rol van de monitor en vraag de studenten om andere voorbeelden van uitvoerapparaten te noemen.

Luidsprekers

De luidsprekers zijn verantwoordelijk voor het produceren van geluid op de computer. Ze maken het mogelijk om audio te beluisteren.

Leg uit wat de functie van luidsprekers is en vraag de studenten om andere voorbeelden van apparaten die geluid produceren te noemen.

Optische schijf

Een optische schijf, zoals een cd of dvd, wordt gebruikt om gegevens op te slaan en te lezen met behulp van een optische drive.

Beschrijf wat een optische schijf is en vraag de studenten om andere voorbeelden van optische schijven te noemen.

USB

USB staat voor Universal Serial Bus. Het is een veelgebruikte poort op computers om apparaten zoals muizen, toetsenborden en harde schijven aan te sluiten.

Leg uit wat USB is en vraag de studenten om andere voorbeelden van apparaten die via USB kunnen worden aangesloten te noemen.

Netwerkkaart

Een netwerkkaart maakt verbinding met een netwerk, zoals internet, en stelt de computer in staat gegevens te verzenden en te ontvangen.

Beschrijf de functie van een netwerkkaart en vraag de studenten hoe ze denken dat hun computer verbinding maakt met internet.

Koeling

Koelingssystemen, zoals ventilatoren en koellichamen, helpen de temperatuur van de computeronderdelen te reguleren en oververhitting te voorkomen.

Leg uit waarom koeling belangrijk is voor een computer en vraag de studenten om andere voorbeelden van apparaten die koeling nodig hebben te noemen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.