3.5 De zee klopt op de voordeur

3.5 De zee klopt op de voordeur
Ga lekker op je plek zitten en pak alvast je spullen voor je (etui, boek, schrift).
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

3.5 De zee klopt op de voordeur
Ga lekker op je plek zitten en pak alvast je spullen voor je (etui, boek, schrift).

Slide 1 - Diapositive

In welk land is weinig tot geen watertekort?
A
India
B
Marokko
C
Ethiopië
D
Canada

Slide 2 - Quiz

Waar is hier sprake van?
A
Een fysiek watertekort
B
Een economisch watertekort

Slide 3 - Quiz

Een gewapend conflict om water tussen bevolkingsgroepen binnen een land of tussen staten (landen) =
A
waterprobleem
B
staatconflict
C
wateroorlog
D
waterdebat

Slide 4 - Quiz

Waarom is dit een oorzaak voor een wateroorlog?
A
Water wordt niet eerlijk verdeeld
B
Er komt veel zand (sediment) in het water
C
De aanleg kost veel geld
D
Het levert veel elektriciteit op

Slide 5 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van water sparen
A
droogtebestendige gewassen planten
B
minder lang douchen
C
een stuwdam aanleggen
D
water in de rivier lozen (laten stromen)

Slide 6 - Quiz

Door de dijken in Nederland zijn we altijd veilig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet welke soorten polders er zijn en dat er misverstanden bestaan over de veiligheid.
  • Je begrijpt waarom het overstromingsrisico van Laag-Nederland toeneemt en hoe men daar de kust tegen beschermt.
  • Je kent en begrijpt maatregelen van klimaatadaptatie. 

Slide 9 - Diapositive

Watersprookjes
Dijkringen moeten Nederland
beschermen tegen overstromingen.
= een stelsel van waterkeringen
(dijken, dammen, duinen) en hogere
gronden die het ingesloten gebied
beschermen tegen overstromingen.

Dijkringen in Nederland ⮕

Slide 10 - Diapositive

Polder= door dijken omgeven stuk land waarin de waterstand kunstmatig kan worden geregeld
Zeepolder = polder ontstaan door het bedijken van een kwelder.

Kwelder (zie afbeelding) = een droog,
opgehoogd stuk land door sedimentatie.

Daar wordt een dijk omheen gelegd, het water 
wordt weggepompt en er is een nieuw stuk land
(polder) ontstaat. Veel in Noord-Nederland.

Slide 11 - Diapositive

Polders
Veenpolder = veengebied dat door bodemdaling nu onder NAP (Normaal Amsterdams Peil) ligt.

Veen is een grondsoort bestaande uit oude plantenresten en water (moeras). Het water wordt weggepompt door gemalen 
en molens en de bodem daalt. Hierdoor ontstaat nieuw 
land (polder). Koekoekspolder (IJsselmuiden) is hiervan
een voorbeeld.

Slide 12 - Diapositive

Polders
3. Droogmakerij = polder ontstaan door het droogmalen (leegpompen) van een plas of van een stuk zee.

Het Haarlemmermeer is hiervan een voorbeeld. 
Zie volgende dia's.

Ook Flevoland is een voorbeeld. 
Dit wordt de 4. IJsselmeerpolder genoemd = droogmakerij in de voormalige Zuiderzee.

Slide 13 - Diapositive




Hier was het nog een 
meer.
Hier niet meer. ⮕

Slide 14 - Diapositive

Polders
Tegenwoordig (Schiphol en allerlei andere plaatsen), ongeveer 200 jaar later.

Slide 15 - Diapositive

Dreiging aan de kust
Nederland ligt deels onder de zeespiegel. Dit is veilig, maar niet zonder gevaar. Zeespiegelstijging is een gevaar voor Nederland. 

In deze paragraaf kijken we naar de gevaren bij kust. Volgende week naar gevaren bij de rivieren.

Slide 16 - Diapositive

Maken
par. 3.5 vraag 2 
Je krijgt hier 8 min. de tijd voor daarna gaan wij het bespreken.
Ben je klaar binnen de 8 minuten?
Maak dan de samenvattingsopdracht wereld

Slide 17 - Diapositive

Dreiging aan de kust
De zeereep (= eerste hoge, min of meer, gesloten duinenrij vanuit zee gezien) is een belangrijke bescherming voor Nederland. Het strand hoort er ook bij.

De laatste duinen voordat je bij het strand 
en de zee komt (vanaf het land 
gezien) óf de duinen die je vanaf het 
strand ziet (ligt eraan vanuit welke kant je het 
bekijkt ;)).


Slide 18 - Diapositive

Dreiging aan de kust
In Nederland gebeurt:
  • Zandsuppletie = het opspuiten van zeezand vóór of op het strand om de kust te versterken. (Afbeelding ⬈)
  • Dynamisch kustbeheer = kustbeheer in een breed duingebied waar men de natuur haar gang laat gaan.
  • Bij de Waddenzee komt steeds nieuw zand en dat zorgt voor sedimentatie en ophoging van het gebied.

Slide 19 - Diapositive

Klimaatadaptatie
= de leefomgeving aanpassen aan een ander klimaat.

Het klimaat verandert. Dit is niet tegen te gaan, maar wel in snelheid te verminderen. Er ontstaan vooral extremen (méér neerslag, méér droogte).

We zullen wel maatregelen moeten nemen. Ruimte voor de rivier en water beter sparen (vasthouden, minder gebruiken) bijvoorbeeld.

Slide 20 - Diapositive

Maken
Par. 3.5  vraag 2, 4 en 6
Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken
Ben je eerder klaar?
- zet de begrippen in StudyGo
-Maak een mindmap van de moeilijkste paragraaf
- Maak de samenvattingsopdracht

Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet welke soorten polders er zijn en dat er misverstanden bestaan over de veiligheid.
  • Je begrijpt waarom het overstromingsrisico van Laag-Nederland toeneemt en hoe men daar de kust tegen beschermt.
  • Je kent en begrijpt maatregelen van klimaatadaptatie. 

Slide 22 - Diapositive

Door alle bescherming kan Nederland niet meer overstromen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is géén soort polder?
A
Zeepolder
B
Veenpolder
C
Drooglegging
D
Droogmakerij

Slide 24 - Quiz

Een veenpolder ontstaat door het water wegpompen uit een moeras.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat is een oorzaak voor dreigingen aan de kust?
A
Te veel windmolens die water vooruit blazen
B
zeespiegelverhoging
C
zeespiegelstijging
D
Veel schepen die voor hoge golven zorgen

Slide 26 - Quiz

Dynamisch kustbeheer is ...
A
De natuur wordt gereguleerd (geleid)
B
De natuur mag haar eigen gang gaan

Slide 27 - Quiz

Wat kun je doen voor klimaatadaptatie?
A
Ruimte voor de rivier
B
Water vasthouden
C
Meer groen in de stad
D
Duinen in de gaten houden

Slide 28 - Quiz

Post-it
Schrijf op de post-it de volgende dingen:
  1. Wat heb je van deze les geleerd (aan de ene kant)
  2. Hoe vind je de lessen gaan en wat mis je/wil je graag dat ik anders doe (aan de andere kant)

Schrijf het nummer (1 of 2, hierboven) erbij. Naam hoeft niet.
Heb je nog een post-it nodig? Vraag erom.

Slide 29 - Diapositive

Tot volgende week!
Huiswerk: Opdrachten van 3.5

Plak de post-it op de voorste twee tafels bij de deur als je het lokaal verlaat.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo