P2.1 Industriele revolutie

Industriële revolutie
Nederland als industriële samenleving
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Industriële revolutie
Nederland als industriële samenleving

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland 

  • Belangrijkste uitvinding:  De stoommachine

Slide 3 - Diapositive

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

§2.1 Industriële revolutie
§2.2 Arbeiders eisen meer rechten
§2.3 Van industrie naar diensten
SE H2
§2.4 Milieuproblemen
Herhaling

Slide 6 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
Industriële revolutie
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking

Slide 7 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Industriële revolutie
= Grote verandering in de 18e en 19e eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en machines

Slide 8 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Belgie:
Rond 1800:
  • Textielfabrieken
  • Stoommachines
  • Steenkool en ijzererst in de grond
  • 1830: Snel tempo meer spoorwegen
Nederland:
Rond 1800:
  • Landbouw
  • Handel
  • Nauwelijks industrie

Slide 9 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Oorzaken uitblijven industrie NL:
Ondernemers hadden geïnvesteerd in windmolens en watermolens. Overstappen op stoom was duur

Rond 1800 nog geen steenkool beschikbaar.
Pas in 1900 steenkolenmijnen in Limburg

Tot 1860 weinig spoorwegen. Aanvoer steenkool uit BE was daarom duur

Weinig vraag naar producten ivm hoge belastingen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Koning Willem 1 had plannen
België en Nederland kunnen elkaar goed aanvullen
Landbouw
Handel
Industrie
1830

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Om welke reden kwam het plan van koning Willem I om Nederland te moderniseren juist in 1830 in moeilijkheden?
A
De Belgen kwamen in opstand
B
De Nederlandse regering eiste dat de koning zou aftreden
C
Er kwam een grote economische crisis
D
Nederland werd aangevallen door Frankrijk

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Infrastructuur
  • Aanleg kanalen
  • Aanleg spoorwegen (1839 Amsterdam-Haarlem)

1830:
  • Eerste textielfabrieken in Twente
Veel huisnijverheid
Lage lonen

Slide 17 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Oorzaken groei industrialisatie
Regering investeerde meer in de infrastructuur


Door winst Nederlands-Indië kon de belasting omlaag en groeide de vraag naar nieuwe producten

De kolonie was een belangrijk afzetgebied voor katoenen stoffen


Slide 18 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking
Ondernemers
Arbeiders
Fabriekseigenaar
Grote huizen
Rand van de stad
Werken in de fabriek
Grootste groep
Slechte omstandigheden

Slide 19 - Diapositive

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Arbeidsomstandigheden
Lage lonen
Vrouwen en kinderen waren goedkoopste

14 uur per dag, 6 dagen per week

Werk was slecht voor de gezondheid
Daarnaast was het ook zeer onveilig

Door arbeidsdeling was het werk eentonig

Je was afhankelijk van de fabriekseigenaar

Er waren geen wetten die je beschermde





Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Woonomstandigheden
  • Op loopafstand van de fabriek
  • Zo ontstonden steden: verstedelijking
  • Donkere kleine woningen, dicht op elkaar
  • Dag en nacht rook van de fabriek
  • Geen stromend water
  • Geen riolering
  • Slechte hygiëne

Slide 22 - Diapositive

Gebruik de bron.

Nederland kende aan het begin van de 19e eeuw nog nauwelijks industrie. Welke oorzaak daarvan past bij de bron?
A
Door de hoge belastingen waren producten duur en was er weinig vraag naar
B
Door het gebrek aan spoorwegen was steenkool erg duur om te vervoeren
C
Investeerders hadden hun geld besteed aan windmolens en schepen
D
Steenkool moest gedolven worden; dat was voor veel bedrijven te duur

Slide 23 - Quiz

In het westen van Nederland was het moeilijker om textielfabrieken op te zetten dan in het oosten. Wat was hiervoor de reden?
A
De grond in het westen was te moerassig
B
Er woonden veel te veel mensen in het westen
C
Veel inwoners in het westen weigerden te moderniseren
D
De lonen in het westen waren hoger

Slide 24 - Quiz

Koning Willem I gaf aan het begin van de 19e eeuw de opdracht om meerdere kanalen te graven in Nederland. Wat was hiervan de reden?
A
In die periode ging het vervoer van goederen vooral over water
B
Kanalen konden een grote overstroming voorkomen
C
Kanalen vormden een goede bescherming als Nederland werd aangevallen
D
Scheepvaart via de gewone rivieren was niet langer mogelijk

Slide 25 - Quiz

Wat is een juiste beschrijving van arbeidsdeling?
A
Door het grote aanbod van arbeiders waren er lage lonen
B
Om als gezin te kunnen overleven moesten vrouwen en kinderen ook werken
C
Om sneller te produceren maakten arbeiders geen complete producten meer
D
Protesterende arbeiders hadden een grote kans op ontslag

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo