Les 6

 Interieur, gezondheid
Afwijkingen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
IBS Dierverzorger en ikMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Interieur, gezondheid
Afwijkingen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Theorie over afwijkingen en hoe te handelen
  • Herhalingsvragen
  • Opdracht waar jullie 2 weken de tijd voor hebben.

Slide 2 - Diapositive

Wat is iets waar jij altijd naar uit kijkt?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is jou gelukkigste moment?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is jou beste eigenschap?

Slide 5 - Question ouverte

theorie

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn de meest voorkomende afwijkende spijsverteringssymptomen?
A
Vermagering
B
Verdikking
C
Braken
D
Slechte ontlasting

Slide 7 - Quiz

Braken
Een dier dat braakt kan een spoedgeval zijn. Je stelt daarom altijd de volgende zes vragen aan de eigenaar:  
  • Duur en frequentie
  • Het tijdstip
  • Of het braken productief is
  • Hoe het braaksel eruitziet
  • Of het dier algemeen ziek is
  •  Of het dier nog andere klachten heeft

Slide 8 - Diapositive

Braken kan veel oorzaken hebben. Afwijkingen aan onder andere welke orgaansystemen kunnen braken veroorzaken?
A
Maag, darmen, alvleesklier, hersenen
B
Keelholte, darmen, bewegingsstelsel, huid
C
Maag, darmen, huid

Slide 9 - Quiz

Diaree
Bij oorzaken van diarree wordt onderscheid gemaakt in afwijkingen van de dunne darm en afwijkingen van de dikke darm. Om te achterhalen waar de afwijking zich bevindt, kun je een aantal belangrijke vragen stellen:
  • Sinds wanneer heeft het dier diarree?
  • Heeft het dier vaker dan normaal ontlasting?
  • Hoe ziet de diarree eruit (kleur, dikte, hoeveelheid) en is er sprake van slijm of bloed?
  • Perst het dier op de ontlasting?
  • Is het dier afgevallen?

Slide 10 - Diapositive

Verschillende afwijkingen verteringsstelsel 
Afwijkingen in de mondholte
Afwijkingen aan de slokdarm
Afwijkingen aan de maag
Afwijkingen aan de dunne darm
Afwijkingen aan de dikke darm
Afwijkingen aan de alvleesklier
Afwijkingen aan de lever
Afwijkingen aan de galwegen 

Slide 11 - Diapositive

De nieren
De nieren zijn een belangrijk onderdeel van het urinevormend apparaat. Een dier kan met één nier leven, maar niet zonder nier. In het naslagwerk heb je gelezen dat de nieren het bloed filteren. De nieren hebben echter ook andere functies.

Slide 12 - Diapositive

Benoem de functies van de nieren

Slide 13 - Carte mentale

Functie nieren
  • Het verwijderen van afvalstoffen uit het bloed;
  • Het regelen van de vocht- en zoutbalans; en
  • Het aanmaken van hormonen.
  • Produceren van vitamine D

Slide 14 - Diapositive


stap 1

Stap 2

stap 3



stap 4


Stap 5
Het bloed uit de haarvaten gaat door de glomeruli.
De voorurine wordt opgevangen in het kapsel van Bowman.
In de niertubuli en de lus van Henle worden nuttige stoffen gereabsorbeerd
De urine komt in de verzamelbui
De nierbekkens vangen de urine uit de verzamelbuis op en geven het af aan de ureters.

Slide 15 - Question de remorquage

Slide 16 - Diapositive

Als we het hebben over Nierafwijkingen. Welke symptomen passen hier dan bij?
A
veel drinken
B
Weinig drinken
C
Veel eten
D
afwijkende plashouding

Slide 17 - Quiz

Welke wetenschappelijke naam hoort bij welk symptoom van urinewegproblemen?
anurie
dysurie
nocturie
moeizaam plassen
Geen urineproductiet
nachtelijke incontinentie

Slide 18 - Question de remorquage

Welke wetenschappelijke naam hoort bij welk symptoom van urinewegproblemen?
strangurie

hematurie
polyurie
Bloed in urine
pijnlijke urinelozing
grote hoeveelheden urineren

Slide 19 - Question de remorquage

Droogvoer is het beste voor het gebit van een kat. Een kat met nierproblemen krijgt idealiter natvoer. Wat zijn hier redenen voor?

Slide 20 - Question ouverte

Dieet nierproblemen
Natvoer bevat meer vocht dan droogvoer. Door natvoer te geven krijgt een kat met een nierprobleem meer vocht binnen. Daarnaast eten sommige zieke katten alleen nog natvoer. Soms lusten ze het nierdieet niet en willen ze alleen nog lekkere dingen eten. Het is dan beter dat ze dat eten, dan dat deze dieren niks eten. 

Slide 21 - Diapositive

Einde theorie
Begin Herhaling

Slide 22 - Diapositive

inwendig
skelet
uitwendig skelet
inwendig skelet
uitwendig skelet

Slide 23 - Question de remorquage

Waar dient je skelet voor?
A
Bescherming
B
Hechtingspunten
C
vorm
D
Dichtheid

Slide 24 - Quiz

rolgewricht 
scharnier gewricht
ei gewricht
kogel gewricht

Slide 25 - Question de remorquage

Tot welk soort bot behoord de ellepijp?
A
Platte beenderen
B
Korte beenderen
C
Onregelmatige Beenderen
D
Lange beenderen

Slide 26 - Quiz

Uit welke drie onderdelen bestaat de borstkas?
A
Ribben, borstwervels, borstbeen
B
Ribben, borstkas, ribben
C
Borstkas, borstbeen, organen
D
Borstbeen, ribben, organen

Slide 27 - Quiz

Kraakbeen is..
A
een dun laagje bot aan de binnenkant van een gewricht
B
een been dat kraakt
C
een ziekte aan je gewrichten

Slide 28 - Quiz

ARTROSE IS?
A
een aandoening aan het kraakbeen
B
een aandoening aan de gewrichten
C
een aandoening aan de botten
D
een aandoening aan de spieren

Slide 29 - Quiz

Wat betekend de afkorting PAT?​
(PAT waarden)
A
Paard, Ademen, Tijd
B
Paard, Ademhaling, Temperatuur
C
Pols, Ademhaling, Temperatuur
D
Pols, Ademen, Tijd

Slide 30 - Quiz

Wat betekent anamnese?
A
onderzoek
B
bekijken van het lichaam
C
vraaggesprek
D
testen

Slide 31 - Quiz

kniptang
chipreader
otoscoop

bescherming
muilkorf
stethoscoop
vangstok

Slide 32 - Question de remorquage

Wat is een parasiet?
A
Organisme die zich voeden met bloed
B
Organisme die zich voeden ten koste van een ander organisme
C
Organisme die zich voeden met verteerd voedsel
D
Organisme die zich voeden met ontlasting

Slide 33 - Quiz

Wat is een endoparasiet?
A
Parasiet dat in een gastheer leeft
B
Parasiet dat geen gastheer nodig heeft
C
Parasiet dat op een gastheer leeft

Slide 34 - Quiz

Wat is een ectoparasiet?
A
Een inwendige parasiet zoals een worm
B
Een uitwendige parasiet zoals een vlo

Slide 35 - Quiz

Ectoparasiet
Endoparasiet
vlooien
spoelwormen
teken
luizen
lintwormen
hartwormen
mijten
leverbot

Slide 36 - Question de remorquage

Wat voor vlooien zitten op honden?
A
kattenvlooien
B
mensenvlooien
C
hondenvlooien
D
ze zijn allemaal hetzelfde

Slide 37 - Quiz

Een dier met een vlooienallergie reageert op ...... van de vlo
A
speeksel
B
uitwerpselen
C
het lopen
D
de larven

Slide 38 - Quiz

Mijt
Teek
Luis
Vlo

Slide 39 - Question de remorquage

Einde herhaling
Begin opdracht

Slide 40 - Diapositive

Opdracht aanschaf afwijkend dier
Lees de opdracht en ga aan de slag
NIET IN VERSLAG VORM

Inleverdatum week 7

Slide 41 - Diapositive