Het geboortecijfer is het aantal kinderen per 1000 inwoners dat in een jaar wordt geboren.
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je per 1000 inwoners ook onderstreept.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
4. De stad verandert
Geboortecijfer.
Het geboortecijfer is het aantal kinderen per 1000 inwoners dat in een jaar wordt geboren.
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je per 1000 inwoners ook onderstreept.
Slide 1 - Diapositive
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
4. De stad verandert
Geboortecijfer.
Het geboortecijfer is het aantal kinderen per 1000 inwoners dat in een jaar wordt geboren.
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je per 1000 inwoners ook onderstreept.
Geboortecijfers worden in promille aangegeven.
Een geboortecijfer van 11‰ betekent dus dat er per 1000 inwoners 11 baby's zijn geboren.
Slide 2 - Diapositive
1. Dorp A had in 2019 1000 inwoners. Het geboortecijfer was 12 ‰. Hoeveel kinderen zijn in 2019 in stad A geboren? (Typ alleen het cijfer in.)
Slide 3 - Question ouverte
2. Dorp B had in 2019 3000 inwoners. Het geboortecijfer was 10 ‰. Hoeveel kinderen zijn in 2019 in stad B geboren? (Typ alleen het cijfer in.)
Slide 4 - Question ouverte
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Natuurlijke bevolkingsgroei.
De natuurlijke bevolkingsgroei is de geboorte min de sterfte
(geboortecijfer - sterftecijfer).
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je geboorte min de sterfte ook onderstreept.
Slide 5 - Diapositive
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Natuurlijke bevolkingsgroei.
De natuurlijke bevolkingsgroei is de geboorte min de sterfte
(geboortecijfer - sterftecijfer).
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je geboorte min de sterfte ook onderstreept.
Als het geboortecijfer groter is dan het sterftecijfer is er een geboorteoverschot. Bijvoorbeeld: het sterftecijfer is 9‰, het geboortecijfer is 12‰, de natuurlijke bevolkingsgroei is 12 - 9 = 3‰
Als het sterftecijfer groter is dan het geboortecijfer is er een sterfteoverschot. Bijvoorbeeld: het sterftecijfer is 14‰, het geboortecijfer is 10‰, de natuurlijke bevolkingsgroei is 10 - 4 = -4‰
Slide 6 - Diapositive
3. Land A heeft een sterftecijfer van 11‰ en een geboortecijfer van 14‰. Typ eerst in wat de natuurlijke bevolkingsgroei is en zet erachter of het een geboorteoverschot of een sterfteoverschot is, bv. -2 sterfteoverschot.
Slide 7 - Question ouverte
4. Land B heeft een geboortecijfer van 13‰ en een sterftecijfer van 17‰. Typ eerst in wat de natuurlijke bevolkingsgroei is en zet erachter of het een geboorteoverschot of een sterfteoverschot is, bv. -2 sterfteoverschot.
Slide 8 - Question ouverte
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Sociale bevolkingsgroei.
De sociale bevolkingsgroei is vestiging min vertrek (vestiging - vertrek)
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je vestiging min vertrek ook onderstreept.
Slide 9 - Diapositive
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Sociale bevolkingsgroei.
De sociale bevolkingsgroei is vestiging min vertrek (vestiging - vertrek)
Schrijf de bovenstaande definitie in je aantekeningen waarbij je vestiging min vertrek ook onderstreept.
Als je het over een heel land hebt spreek je over immigratie en emigratie.
Zoek nu in de begrippenlijst op wat de woorden immigrant en emigrant betekenen en schrijf deze op.
Slide 10 - Diapositive
5. Stel dat jij gaat verhuizen van Nederland naar Canada? Wat ben jij dan voor de mensen in Nederland?
A
Een emigrant
B
Een immigrant
C
Een emigrant en een immigrant
D
Geen van beide
Slide 11 - Quiz
6. Stel dat jij gaat verhuizen van Nederland naar Canada? Wat ben jij dan voor de mensen in Canada?
A
Een emigrant
B
Een immigrant
C
Een emigrant en een immigrant
D
Geen van beide
Slide 12 - Quiz
7. Stel dat Pedro Alvarez gaat verhuizen van Spanje naar Portugal? Wat is Pedro dan voor de Portugezen?
A
Een emigrant
B
Een immigrant
C
Geen van beide, dit geldt alleen voor Nederland
Slide 13 - Quiz
8. Stel dat Pedro Alvarez gaat verhuizen van Spanje naar Portugal? Wat is Pedro dan voor de Spanjaarden?