quiz pijn en slaap

Pijn & slaap
pijn en slaap
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Pijn & slaap
pijn en slaap

Slide 1 - Diapositive

Wat is Analgetisch?

Slide 2 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld met Antipyretisch werking?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de doseerfrequentie van methotrexaat ( MTX ) bij reumatoïde artritis?
A
dagelijks
B
om de dag
C
wekelijks
D
maandelijks

Slide 4 - Quiz

Zolpidem is een
A
sedativum
B
anxiolyticum

Slide 5 - Quiz


Methotrexaat is een
A
NSAID
B
Biological
C
DMARD
D
Corticosteroïd

Slide 6 - Quiz

Waarom wordt ook foliumzuur voorgeschreven bij iemand die Methotrexaat (= MTX) gebruikt?
A
Om MTX beter te laten werken
B
Om bijwerking van MTX te verminderen

Slide 7 - Quiz

Met welk geneesmiddel moet methotrexaat ALTIJD worden gecombineerd?
A
Prednisolon
B
Naproxen
C
Foliumzuur
D
colchicine

Slide 8 - Quiz


Wat doet Methotrexaat
In het lichaam?
A
Onderdrukt de afweer
B
Maakt nieuwe stoffen aan
C
Remt ontstekingen
D
Bloeddruk verlagen

Slide 9 - Quiz

Welke pijnstiller wordt er bij reuma toegepast?
A
Aspirine
B
NSAID
C
Morfine
D
Paracetamol

Slide 10 - Quiz

Welk geneesmiddel wordt bij artrose gebruikt?
A
NSAID
B
Morfine
C
Paracetamol
D
Aspirine

Slide 11 - Quiz

Hoe lang mag je zelf behandelen bij kneuzing?
A
Onbeperkt
B
Maximaal 7 dagen
C
Maximaal 3 dagen
D
Maximaal 14 dagen

Slide 12 - Quiz

Wat is REM-slaap?
A
Een slaapstoornis
B
De fase van de slaap waarin we niet dromen
C
De diepste slaapfase
D
De fase van de slaap waarin we dromen

Slide 13 - Quiz

Wat is de meest voorkomende lichamelijke oorzaak van een slaapstoornis?
A
Te weinig daglicht
B
verdrietig
C
Te veel cafeïne
D
Pijn of ongemak

Slide 14 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende emotionele oorzaak van een slaapstoornis?
A
Stress of angst
B
Een ongezonde slaapomgeving
C
Te weinig fysieke activiteit
D
Een onregelmatig slaapschema

Slide 15 - Quiz

Wat is het verband tussen psychose en slaapstoornis?
A
Slaapstoornissen kunnen een psychose genezen
B
Een slaapstoornis kan bijdragen aan een verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychose
C
Psychose kan leiden tot slaapstoornissen
D
Psychose heeft geen verband met slaapstoornissen

Slide 16 - Quiz

Wat is het effect van winter- en zomertijd op slaapstoornissen?
A
Winter- en zomertijd hebben geen effect op slaapstoornissen
B
Winter- en zomertijd hebben alleen invloed op het dag-nachtritme
C
Het verzetten van de klok kan slaapstoornissen genezen
D
Het verzetten van de klok kan leiden tot slaapproblemen en een verstoring van het slaapritme

Slide 17 - Quiz

Welke van de volgende symptomen kan een beginnend verschijnsel zijn bij een migraineaanval?
A
Buikpijn en diarree
B
Spierpijn en stijfheid
C
Misselijkheid en braken
D
Verhoogde hartslag en duizeligheid

Slide 18 - Quiz

Wat is de duur van een migraineaanval?
A
Enkele minuten
B
Enkele uren tot twee dagen
C
1 uur
D
tot 72 uur

Slide 19 - Quiz

Welke symptomen komen voor bij spanningshoofdpijn? Noem er minimaal drie

Slide 20 - Question ouverte

Beschrijf wanneer er sprake is van medicatieovergebruikhoofdpijn

Slide 21 - Question ouverte

Wat kunnen uitlokkende factoren zijn bij clusterhoofdpijn?
A
Alcohol
B
lange vliegreis
C
overmatig gebruik van paracetamol
D
verkeerde houding

Slide 22 - Quiz

Wat is nociceptische pijn?
A
Pijn door zenuwbeschadiging
B
Pijn door vermoeidheid
C
Pijn door beschadiging van weefsels
D
Pijn door psychologische factoren

Slide 23 - Quiz

Wat zijn symptomen van neuropathische pijn?
A
Hoofdpijn, spierpijn, buikpijn
B
Lichtgevoeligheid, duizeligheid, misselijkheid
C
Kortademigheid, hoesten, koorts
D
Prikkelingen, tintelingen, branderigheid

Slide 24 - Quiz

Wat is een neurotransmitter?
A
Een cel die zuurstof transporteert
B
Een hormoon dat de groei van planten bevordert
C
Een stof die signalen overdraagt tussen zenuwcellen
D
Een vitamine die belangrijk is voor de spierfunctie

Slide 25 - Quiz

Wat is een axon?
A
Een bloedvat dat zuurstofrijk bloed naar het hart transporteert
B
Een orgaan dat hormonen produceert
C
Een lange uitloper van een zenuwcel die signalen doorgeeft aan andere cellen
D
Een spier die beweging veroorzaakt

Slide 26 - Quiz

Wat is een zenuwcel?
A
Een cel die betrokken is bij de afweer tegen ziekten
B
Een cel die elektrische signalen kan genereren en doorgeven
C
Een cel die verantwoordelijk is voor de productie van rode bloedcellen
D
Een cel die energie opslaat in de vorm van vet

Slide 27 - Quiz

Wat is prikkelgeleiding?
A
Het proces waarbij een elektrisch signaal door een zenuwcel wordt overgedragen
B
Een proces waarbij een chemische stof wordt omgezet in een andere stof
C
Een proces waarbij voedsel wordt afgebroken tot voedingsstoffen
D
Een proces waarbij zuurstof wordt opgenomen in het bloed

Slide 28 - Quiz

symptomen ontwrichting:
A
vertraagde hartslag, vreemde stand, moeilijk bewegen
B
pijn, vreemde stand, moeilijk bewegen
C
pijn, vreemde stand, dorst
D
vreemde stand, vertraagde hartslag, dorst

Slide 29 - Quiz

functie corticosteroïden
A
tegen ontstekingsprocessen
B
pijnstilling
C
bloedverdunning
D
werkt tegen obstipatie

Slide 30 - Quiz

Artrose is
A
Een kraakbeen beschadiging
B
Een vorm van reuma die zich buiten de gewrichten bevindt
C
Een gewrichtsontsteking
D
Een welvaartsziekte

Slide 31 - Quiz

Ibuprofen mag niet worden gebruikt bij mensen met een maagzweer
Maagzweer is dus een ... van ibuprofen
A
Indicatie
B
Interactie
C
Contra-indicatie
D
Bijwerking

Slide 32 - Quiz

Geef een andere benaming voor de prostaglandinesynthetaseremmers:
A
Analgetica
B
NSAID's
C
Corticosteroïden
D
DMARD's

Slide 33 - Quiz

Wat is het effect van allopurinol bij jicht?
A
verlaging urinezuur in het bloed
B
ontstekingsremmend
C
koortsverlagend
D
pijnstilling

Slide 34 - Quiz

Allopurinol is bedoeld als
A
causale therapie
B
symptomatische behandeling
C
preventieve
D
diagnostisch middel

Slide 35 - Quiz

You did it! Succes 

Slide 36 - Diapositive