Herhaling: plurals


Singular & Plural
Enkelvoud & Meervoud
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Singular & Plural
Enkelvoud & Meervoud

Slide 1 - Diapositive

Time table
09:00 - 09:10    Welcome / list of presence / lesson goals 
09:10 -  09:45   Wonder session: Plural form practice
09:45 - 10:00    Comm. session
10:05 -  11:00     Workshop sess.: Write a story, Newsround
11:00  -  11:15      Break (canteen)
11:15  -   11:45     Workshop session: Newswise 
11:45 -   12:00    Comm. session




Slide 2 - Diapositive

Time table
12:30 -  12:40    Welcome / list of presence / lesson goals 
12:40 -  13:15     Wonder session: Plural form practice
13:15 -   13:30    Comm. session
13:35 -  14:30     Workshop sess.: Write a story, Newsround
11:00  -  11:15      Break (canteen)
11:15  -   11:45     Workshop session: Newswise 
11:45 -   12:00    Comm. session




Slide 3 - Diapositive

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 4 - Diapositive

De uitzonderingen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 5 - Diapositive

De uitzonderingen
2. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 6 - Diapositive

De uitzonderingen
3. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 7 - Diapositive

De uitzonderingen
Volgende woorden hebben maar 1 vorm

glasses (bril), jeans, panties, tights, shorts, pyjamas,trousers , pants, leggings, sheep, deer, fish




Slide 8 - Diapositive

De uitzonderingen
Volgende woorden veranderen in spelling
Voorbeeld:
one man - two men
one woman - two women
one child - two children
one mouse - two mice
one goose - two geese
one person - two people


Slide 9 - Diapositive

De uitzonderingen
Volgende woorden veranderen in spelling
Voorbeeld:
one tooth - two teeth
one foot - two feet
one tomato - two tomatoes
one potato - two potatoes
one hero - two heroes



Slide 10 - Diapositive

Wat moet je doen om een Engelse woord in het meervoud te zetten?
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van baby?
A
baby's
B
babys
C
babies
D
babbies

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van toy?
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van knife?
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van witch?
A
wishes
B
witches
C
witchs
D
witch

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van sheep
A
Sheep's
B
Sheeps
C
Sheep
D
A, B en C zijn goed

Slide 18 - Quiz

Wat is het enkelvoud van glasses? (= een bril)
A
a glass
B
a glasses
C
a pair of glasses
D
glasseses

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men

Slide 20 - Quiz

Wat is het enkelvoud van women
A
woman
B
women
C
women's
D
womans

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van tooth
A
tooth
B
tooths
C
tooth's
D
teeth

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van goose
A
goose
B
gooses
C
goose's
D
geese

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Exercise 1
Extra Challenge
Answer the questions

Slide 26 - Diapositive

Wat is het meervoud van...?
sheep

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
woman

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
baby

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
jeans

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
goose

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
church

Slide 32 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
fly

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
foot

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
ox

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het meervoud van...?
box

Slide 36 - Question ouverte

Exercise 2
Extra uitdaging
Answer the questions

Slide 37 - Diapositive

Wat is het enkelvoud van...?
lives

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
families

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
boys

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
houses

Slide 41 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
cities

Slide 42 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
men

Slide 43 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
shelves

Slide 44 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
knives

Slide 45 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
potatoes

Slide 46 - Question ouverte

Wat is het enkelvoud van...?
fish

Slide 47 - Question ouverte

Slide 48 - Diapositive