Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Woordenschat
Slide 1 - Diapositive
Woordenschat 1
- Open een Wordbestand
- Sla dit bestand op onder de naam: Woordenschat 1
- De komende tijd krijg je steeds een aantal woorden die je aan het bestand toevoegt.
Slide 2 - Diapositive
SYNONIEMEN
Een synoniem is ‘een ander woord voor’. We noemen woorden synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen.
Bijvoorbeeld:
kapot = stuk
calculatie = berekening
Soms heb je een ander gevoel bij een woord. Bijvoorbeeld: 'defect' en 'naar de donder' zijn synoniemen; maar 'de kraan is defect' klinkt voor de meeste mensen veel netter dan 'de kraan is naar de donder.'
Slide 3 - Diapositive
1. Nauwelijks
Wat betekent dit woord?
Slide 4 - Question ouverte
2. Minimaal
Wat betekent dit woord?
Slide 5 - Question ouverte
3. Nuttig
Wat betekent dit woord?
Slide 6 - Question ouverte
4. Officieel
Wat betekent dit woord?
Slide 7 - Question ouverte
Neem over:
Minimaal - op zijn minst
Nauwelijks - bijna niet
Nuttig - bruikbaar
Officieel - voor de wet
Slide 8 - Diapositive
AFKORTINGEN
Blz.
Ca.
d.m.v.
i.t.t.
Slide 9 - Diapositive
Blz. Ca. D.m.v. I.t.t.
Slide 10 - Question ouverte
Neem over:
Bladzijde ( Blz.)
Circa (Ca.)
Door middel van (D.m.v.)
In tegenstelling tot (I.t.t.)
Slide 11 - Diapositive
ZINNEN
Maak zinnen met de woorden:
1. Effect
2. Formaat
3. Voorkeur
4. Voorstel
Slide 12 - Diapositive
Neem over:
1. Effect : uitwerking
2. Formaat : grootte
3. Voorkeur : eerste keus
4. Voorstel : plan/ idee
Slide 13 - Diapositive
AFKORTINGEN
m.a.w.
m.b.v.
o.a.
z.s.m.
zgn.
Slide 14 - Diapositive
Neem over:
m.a.w.= met andere woorden
m.b.v.= met behulp van
o.a.= onder andere
z.s.m.= zo spoedig mogelijk
zgn.= zogenaamd
Slide 15 - Diapositive
1. constateren 2. profiteren 3. voltooien 4. zich bevinden
Slide 16 - Question ouverte
Neem over:
1. constateren = vaststellen
2. profiteren = voordeel hebben
3. voltooien = afmaken
4. zich bevinden= ergens zijn
Slide 17 - Diapositive
1. aanreiken 2. aanvaarden 3. afnemen 4. behoren tot