Herhalen leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Lezen

Planning

Voorkennis

Verbanden en signaalwoorden

Opdrachten maken

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?

Tekstdoel?

1. informeren
2. overhalen
3. amuseren

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Overhalen
3. Amuseren

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Amuseren
4. Overhalen

Ik weet wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn

1. Ja
2. Nee

Verbanden + tekstverbanden

Welk verband is dit?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
BOVENDIEN

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijd

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
TOCH

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
ZOALS

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
WANT

1. reden
2. vergelijking
3. tegenstelling

Verbanden en signaalwoorden

Tegenstelling: alinea’s zeggen het tegenovergestelde

Signaalwoorden: maar , daarentegen, in tegenstelling tot

Opsomming: meerdere dingen (redenen, meningen, dingen etc. worden achter elkaar genoemd.

Signaalwoorden: en, ook, daarnaast, ten eerste, als laatste

Verbanden en signaalwoorden

Voorbeeld: in een andere alinea worden voorbeelden gegeven

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervoor is

Concluderend: conclusie geven van de informatie

Signaalwoorden: dus, dan ook, concluderend, de slotsom is

Verbanden en signaalwoorden

Oorzaak/gevolg: De ene alinea geeft een oorzaak en de andere alinea het gevolg

Signaalwoorden: doordat, daardoor, zodat, waardoor

Redegevend: De alinea geeft een reden waarom iets is gezegd

Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers

Opdracht 

Wat: maak opdracht 36 t/m 39

Met: bladzijde 38

Hoe: zelfstandig - in het werkboek

Tijd: 30 minuten

STREEP EN MARKEER IN DE TEKSTEN