Spelling

Nederlands 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Stap op de Rode loper
  • Veel gemaakte spelfouten in de toets
  • Stagevoorbereiding

Slide 2 - Diapositive

Veelgemaakte spelfouten in de toets 

Hoofdletters en leestekens
Lengte van de zin
Werkwoordspelling
Spreektaal / schrijftaal --->  me / mijn

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Even samenvatten
Hun of hen  --->  hun gebruik je als het gaat over bezit. Hun boek. 

Jou of jouw  --->  jouw gebruik je als het gaat over bezit. Jouw Iphone. 


Slide 7 - Diapositive

Wat is juist?
A
Hun hebben een auto.
B
Hun auto is nieuw.

Slide 8 - Quiz

Wat is juist?
A
mijn fiets
B
me fiets

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
A
Me vader
B
mijn vader

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
Ik ben me telefoon vergeten.
B
Ik ben jou telefoon vergeten.
C
Ik ben mijn telefoon vergeten.

Slide 11 - Quiz

Wat is juist?
A
Hun hebben allemaal een onvoldoende.
B
Zij hebben allemaal een onvoldoende.

Slide 12 - Quiz

Wat ga de nu doen? 
Je leest je voorbereiding voor je stage nog een keer door. 
Deel A + B. 

Verbeter het volgende: 
- Begint elke zin met een hoofdletter en eindigt hij op een leesteken? 
- Heb je hen/hun  of jou/jouw of me/mijn goed gebruikt? 
- Zijn je zinnen niet te lang? Ongeveer 10 woorden per zin. 

Slide 13 - Diapositive

Hoofdletters

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Wat is juist?
A
Mevrouw hamers is ziek.
B
Mevrouw Hamers is ziek.

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
Ik lust geen Engelse drop.
B
Ik lust geen engelse drop.
C
D

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
In Januari ben ik jarig.
B
In januari ben ik jarig.

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
Loes van Loo
B
Loes van loo
C
Loes Van Loo
D
loes van Loo

Slide 19 - Quiz

Wat is juist?
A
's hertogenbosch
B
's Hertogenbosch
C
'S Hertogenbosch

Slide 20 - Quiz

Wat is juist?

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met Kerstmis naar groot- Brittannië.
C
Ik ga met kerstmis naar Groot- Brittannië.
D
Ik ga met Kerstmis naar Groot- brittannië.

Slide 21 - Quiz

Wat is juist?

A
Op dinsdag gaan we naar De Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.
C
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
D
Op dinsdag gaan we naar De maas.

Slide 22 - Quiz

hoofdletters

Slide 23 - Carte mentale

Slide 24 - Diapositive

Geen hoofdletters


  • Bij namen van dagen (maandag, dinsdag, woensdag, etc.)
  • Bij namen van maanden (januari, februari, maart, etc.)
  • Bij namen van seizoenen (herfst, lente, winter, zomer)
  • Bij namen van windstreken (oost, west, zuid, noordwest, etc.)


Slide 25 - Diapositive

Wat is juist?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 26 - Quiz

Wat is juist?
A
meneer Jansen is jarig.
B
Meneer Jansen is jarig.
C
Meneer jansen is jarig.

Slide 27 - Quiz

Wat is juist?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 30 - Quiz

Wat is juist?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Vidéo