Herhaling 3de jaar

Rekenen met reële getallen
1.1 Rationale getallen
1.2 Reële getallen
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeSecundair onderwijs

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Rekenen met reële getallen
1.1 Rationale getallen
1.2 Reële getallen

Slide 1 - Diapositive

3 behoort tot de verzameling van de
A
natuurlijke getallen
B
gehele getallen
C
rationale getallen
D
irrationale getallen

Slide 2 - Quiz

2/3 behoort tot de verzameling van de
A
natuurlijke getallen
B
gehele getallen
C
rationale getallen
D
irrationale getallen

Slide 3 - Quiz

-10 behoort tot de verzameling van de
A
natuurlijke getallen
B
gehele getallen
C
rationale getallen
D
irrationale getallen

Slide 4 - Quiz

Rationale getallen in breukvorm
- de verzameling van de natuurlijke getallen
- de verzameling van de gehele getallen
- de verzameling van de rationale getallen
Welk symbool krijgt elke verzameling?

Slide 5 - Diapositive

Breuken omzetten in kommagetallen
Een breuk met noemer 10, 100, 1000 = decimale breuk

Slide 6 - Diapositive

Welk kommagetal hoort bij de decimale breuk 3/10
A
0,3
B
0,03
C
0,003
D
3

Slide 7 - Quiz

Geef de decimale notatie van 65%.
A
65
B
65/100
C
6,5
D
0,65

Slide 8 - Quiz

0,6666... Wat is de periode?
A
0
B
6
C
66
D
66666

Slide 9 - Quiz

1,24242424... noem je
A
begrensd kommagetal
B
zuiver repeterend kommagetal
C
gemengd repeterend kommagetal

Slide 10 - Quiz

2,388888... noem je
A
begrensd kommagetal
B
zuiver repeterend kommagetal
C
gemengd repeterend kommagetal

Slide 11 - Quiz

Kommagetallen
- Begrensd kommagetal: vb 2,4
- Zuiver repeterend kommagetal: vb 1,242424....
     --> Periode start meteen na de komma
- Gemengd repeterend kommagetal: vb. 2,38888...
    --> Periode start niet meteen na de komma
     --> niet-repeterend deel

Slide 12 - Diapositive

Welke breuk hoort bij het kommagetal 0,4?
A
4/10
B
4/100
C
4/1000

Slide 13 - Quiz

Rekenen met rationale getallen
- Breuken optellen en aftrekken
- Breuken vermenigvuldigen
- Breuken delen

Slide 14 - Diapositive

Rekenvolgorde
- haakjes
- vermenigvuldigingen en delingen
- optelllingen en aftrekkingen


Slide 15 - Diapositive

1,41356823908... = .......................... getallen

Slide 16 - Question ouverte

Verzameling van de reële getallen
1,41356823908... = irrationale getallen
Rationale en irrationale getallen vormen samen de verzameling van de reële getallen. (R)

Slide 17 - Diapositive

Vierkantswortels van een positief reëel getal
- Elk reëel getal groter dan nul heeft twee tegenstelde vkw:
        vb: vkw van 49 is 7 en -7
- Het getal nul heeft één vkw
- Een reëel getal kleiner dan nul heeft geen vkw.

Slide 18 - Diapositive

Stelling van Pythagoras
In een rechthoekige driehoek is de som van de kwadraten van de rechtshoekzijden gelijk aan het kwadraat van de schuine zijde.

Slide 19 - Diapositive

Onderzoeken of een driehoek rechthoekig is.
Driehoek ABC met zijden, 3 cm, 4 cm en 5 cm.
Is deze rechthoekig?

Slide 20 - Diapositive

Onderzoeken of een driehoek rechthoekig is.
Driehoek ABC met zijden, AB = 3 cm, BC = 4 cm en AC = 5 cm.
Is deze rechthoekig? JA want 9 + 16 =25
Welke hoek is recht?

Slide 21 - Diapositive

Onderzoeken of een driehoek rechthoekig is.
Driehoek ABC met zijden, AB = 3 cm, BC = 4 cm en AC = 5 cm.
Is deze rechthoekig? JA want 9 + 16 =25
Welke hoek is recht? B
    rechte hoek ligt tegenover de langste zijde.

Slide 22 - Diapositive

Rekenen met pythagoras
Zijden berekenen met de stelling van Pythagoras. (ook in ruimtefiguren!!!)

Slide 23 - Diapositive

Afstandsformule

Slide 24 - Diapositive

Reële getallen voorstellen op een getallenas

Slide 25 - Diapositive

Machten
- gehele exponenten
- wetenschappelijke notatie

Slide 26 - Diapositive

Is de uitkomst positief of negatief?
(-1)^8
A
-
B
+

Slide 27 - Quiz

Is de uitkomst positief of negatief?
-1,5^10
A
-
B
+

Slide 28 - Quiz

Rekenregels voor machten

Slide 29 - Diapositive


A
2^4
B
2^10
C
2^3
D
2^-4

Slide 30 - Quiz


A
7^-4
B
7^2
C
7^4
D
7^5

Slide 31 - Quiz


A
10^16
B
1O^4
C
10^6
D
10^8

Slide 32 - Quiz


A
5a^4
B
25a^4

Slide 33 - Quiz


A
a^4/4
B
a^4/16

Slide 34 - Quiz

Wetenschappelijke notatie
De eerste factor is een getal met juist één cijfer verschillend van nul voor de komma.
De tweede factor is een macht van 10 met een gehele exponent

Slide 35 - Diapositive

De wetenschappelijke notatie van
45 000 000 is
A
45 x 10^6
B
4,5 x 10^7
C
0.45 x 10^7

Slide 36 - Quiz

De wetenschappelijke notatie van
0,02569 is
A
2,5 x 10^3
B
2,569 x 10^-2
C
25,69 x 10^-3
D
25,69 x 10^3

Slide 37 - Quiz

De decimale notatie van
2.5 x 10^4 is
A
2500
B
25000
C
0,0025
D
0,00025

Slide 38 - Quiz

De decimale notatie van
4,008 x 10^-2 is
A
4008
B
400,8
C
0,04008
D
0,4008

Slide 39 - Quiz

Eentermen
Een eenterm is een product van factoren waarin variabelen met natuurlijke exponenten voorkomen.

Getalwaarde kunnen berekenen

Slide 40 - Diapositive

Wat is de coëfficiënt van volgende eenterm?
A
-7
B
ab

Slide 41 - Quiz

Veeltermen
Een veelterm is een som van een eentermen.

Getalwaarde kunnen berekenen

Slide 42 - Diapositive

5ab + 3ab - 2ab =
A
7ab
B
6ab
C
6a^3b^3
D
10a^2b

Slide 43 - Quiz

Som en verschil van gelijksoortige eentermen
Om gelijksoortige eentermen op te tellen of af te trekken:
- berekenen we de som of het verschil van de coëfficiënten
- behouden we het lettergedeelte

Slide 44 - Diapositive

5ab x 3b x 2 =
A
15ab
B
30ab^2
C
20ab^2
D
30a^2b

Slide 45 - Quiz

Product van eentermen
Om eentermen te vermenigvuldigen:
- vermenigvuldigen we de coëfficiënten
- vermenigvuldigen we de letterfactoren

Slide 46 - Diapositive

Product van eenterm met veelterm
Om eentermen te vermenigvuldigen met een veelterm:
- vermenigvuldigen we de eenterm met elke term van de veelterm
- tellen we de producten op.
Voorbeeld:

Slide 47 - Diapositive

Product van veeltermen
Om veelterm te vermenigvuldigen met een veelterm:
- vermenigvuldigen we elke term van de eerste veelterm met elke term van de tweede veelterm.
- tellen we de verkregen producten op.
- herleiden we de veelterm.
Voorbeeld:

Slide 48 - Diapositive

Macht van een eenterm
Om de macht van een eenterm te berekenen:
- verheffen we de coëfficiënt tot de macht
- verheffen we elke letterfactor tot de macht
Voorbeeld:

Slide 49 - Diapositive

Kwadraat van een tweeterm

Slide 50 - Diapositive

Product van toegevoegde tweetermen

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Diapositive

Slide 53 - Diapositive

Examen
Aanwezig om 9u15 aan het lokaal.
Vergeet je materiaal niet!

veel succes!

Slide 54 - Diapositive