geschiedenis vaardigheden

Vaardigheden geschiedenis

2M

De tien tijdvakken

1. tijd van jagers en boeren

2. tijd van grieken en romeinen

3. tijd van monniken en ridders

4. tijd van steden en staten

5. tijd van ontdekkers en hervormers

6. tijd van regenten en vorsten

7. tijd van pruiken en revoluties

8. tijd van burgers en stoommachines

9. tijd van wereldoorlogen

10. tijd van televisie en computers

Welk tijdvak was eerder?

1. tijdvak van ontdekkers en hervormers
2. tijdvak van steden en staten

Bij welk tijdvak hoort deze bron?

1. tijd van jagers en boeren
2. tijd van grieken en romeinen
3. tijd van monniken en ridders
4. tijd van steden en staten

Bij welke tijd hoort deze bron?

1. Tijd van wereldoorlogen
2. Tijd van televisie en computers

Bronnen

Een bron geeft informatie over het verleden. Je kunt bij bronnen twee soorten vragen stellen:

• Een beschrijvende vraag gaat over HOE iets vroeger was.
• Een verklarende vraag gaat over WAAROM iets vroeger zo was. 

Bekijk deze bron. Deze foto is gemaakt tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Bedenk een beschrijvende vraag bij de bron die je net gezien hebt.

Bekijk deze bron nog een keer.

Bedenk een verklarende vraag bij deze bron.

Oorzaken en gevolgen

• Er is een verschil tussen directe oorzaken en indirecte oorzaken. 
• Daarnaast kennen we gevolgen op de korte en op de lange termijn.

Soorten samenlevingen

• pre-agrarisch: mensen die leven van de jacht, visvangst en verzamelen
  
• landbouw: mensen in dorpen die leven van landbouw
  
• agrarisch-stedelijk: sommige mensen leven op het platteland, anderen in de stad. De mensen in de stad leven van handel en ambacht.
  
• industrieel: de mensen wonen in een stad en leven van industrie
  
• informatiesamenleving: kennis wordt uitgewisseld en mensen verdienen geld met de verkoop van diensten en goederen
  

Continuiteit en discontinuiteit

Continuiteit: wat niet verandert