Oefenvragen 322 en 321 Starten/Laden

• Techniek
• MBO
• Studiejaar 2

Oefenvragen 322 en 321 Starten/Laden

Bij deze vragen mag een rekenmachine en het boekje Autotechnische formules worden gebruikt.

De koud startampères van een accu worden aangegeven met

1. SAE
2. DIN
3. ISO
4. CCA

Het elektrolyt van een lood-zuur accu bestaat voor het grootste deel uit gedemineraliseerd water en

1. Zwavelzuur
2. Lood
3. Waterstof
4. Lithium

Als een lood-zuur accu wordt geladen neemt van het elektrolyt

1. het volume toe
2. het volume af
3. de soortelijke massa toe
4. de soortelijke massa af

Een krukas van een verbrandingsmotor heeft een toerental van 20 Hz. Dat is gelijk aan:

1. 2000 omw/min
2. 1200 omw/min
3. 20000 omw/min
4. 12000 omw/min

Het relais op een startmotor zorgt o.a. voor

1. het schakelen van de stuurstroom
2. bescherming van de elektromotor
3. het schakelen van de hoofdstroom
4. het minder belasten van de dynamo

Een 12 V-accu met een capaciteit van 100 Ah kan leveren:

1. 20 uur, 5A
2. 20 uur, 12 A
3. 1 uur, 100 A
4. 12 uur, 100 A

Een lage spanning op de startmotor tijdens het starten kan het gevolg zijn van

1. defecte inspoorspoel
2. verbinding tussen startschakelaar en startmotor defect
3. slechte verbinding aansluitpunt "30"
4. startveiligheid onderbroken

Bij een toenemend toerental van de startmotor tijdens het starten daalt de spanning op de startmotor door

1. toenemende weerstand
2. toenemende temperatuur
3. toenemend vermogen
4. toenemende tegenspanning

Bij een V-4 meting is het van belang dat

1. de stroom is uitgeschakeld
2. de stroom is ingeschakeld
3. de ampèretang goed functioneerd
4. de weerstand zo laag mogelijk is

De aansluiting voor de stuurstroom op een startrelais heeft codering

1. 15
2. 50
3. 85
4. 30

Met behulp van een V-4 meting bepalen we

1. de weerstand van de bedrading
2. de weerstand van de startkabels
3. de hoogte van de startstroom
4. het spanningsverlies in het gehele circuit

Symbool stelt voor:

1. Spanningsregelaar
2. Dynamo
3. Transistor
4. Gelijkrichter

De functie van de rotor bij een dynamo is het

1. gelijkrichten
2. geleiden van de dynamostroom
3. toe- en afvoeren van de rotorstroom
4. leveren van het magnetisch veld

De functie van de koolborstels bij een dynamo is

1. gelijkrichten
2. geleiden dynamostroom
3. toe- en afvoeren rotorstroom
4. leveren van magnetisch veld

Voorbekrachtiging van een dynamo is noodzakelijk om

1. de spanning te regelen
2. te kunnen beginnen met laden
3. de stroom te regelen
4. het laadstroomlampje uit te schakelen