Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
TODAY
- Candy test
- Revision grammar Theme 5
Slide 1 - Diapositive
Translate
1. kruipen
2. tegenstander
3. kwartfinale
4. bijvoorbeeld
5. overwinning
6. Zij voorspellen dat ons team goed zal presteren.
Slide 2 - Diapositive
Translations
1. to crawl
2. opponent
3. quarter-final
4. for instance
5. triumph
6. They predict our team will perform well.
Slide 3 - Diapositive
Hoe vorm je de present perfect (werkwoorden)?
Slide 4 - Question ouverte
Present perfect
have/has + voltooid deelwoord have = I, you, we, you they has = he, she, it Voltooid deelwoord: 1. regelmatig werkwoord + ed > I have worked 2. onregelmatig werkwoord 3e vorm > I have been
Slide 5 - Diapositive
Present perfect
Voorbeelden: I have worked since 3 am. She has been to London twice. We have walked for 2 hours now.
Deze zinnen bevatten altijd een vorm van hebben + het tweede werkwoord is een voltooid deelwoord.
Slide 6 - Diapositive
Present perfect
Gebruik present perfect: 1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang. 2. praten over ervaringen. 3. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.
Slide 7 - Diapositive
Hoe vorm je de past simple (werkwoorden)?
Slide 8 - Question ouverte
Past simple
De past simple bestaat uit 1 werkwoord.
Dit ww zet je in de verleden tijd. 2 manieren: 1. werkwoord + ed > worked 2. tweede rijtje van de onregelmatige werkwoorden > gave
Slide 9 - Diapositive
Past simple
Wanneer gebruik je de past simple? - iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen.
Je kan de past simple herkennen aan woorden als: last year, yesterday, in 2010. Dit zijn tijdsbepalingen.
Slide 10 - Diapositive
Verschil tussen de Past Simple en de Present Perfect
Past Simple = verleden tijd Present Perfect = voltooide tijd
-stam + ED / 2e rijtje - have / has + volt. deelwoord
(stam + ED / 3e rijtje)
- gebeurtenis is afgelopen - gebeurtenis is nog bezig OF
je ziet nu resultaat
- WEL belangrijk wanneer - NIET belangrijk wanneer het
het gebeurde gebeurde
Slide 11 - Diapositive
Past Simple
yesterday
... ago
last ...
when ...
in 1987
this morning
etc.
Present Perfect
(FYNE JAS)
For (how long)
Yet
Never
Ever
Just
Already
Since
Slide 12 - Diapositive
I have been in Nottingham for a week.
A
Present perfect
B
Past simple
Slide 13 - Quiz
It was on offer last week.
A
Present perfect
B
Past simple
Slide 14 - Quiz
Yet
A
Past simple
B
Present perfect
Slide 15 - Quiz
Yesterday
A
Past Simple
B
Present Perfect
Slide 16 - Quiz
Two days ago
A
Past simple
B
Present perfect
Slide 17 - Quiz
For 5 years
A
Past simple
B
Present perfect
Slide 18 - Quiz
Never
A
Past Simple
B
Present perfect
Slide 19 - Quiz
A year ago
A
Past simple
B
Present Perfect
Slide 20 - Quiz
Already
A
Past simple
B
Present perfect
Slide 21 - Quiz
Present perfect of past simple?
Volg deze stappen 1. Is het op dit moment aan de gang? ja: present perfect - nee: ga naar vraag 2 2. Gaat het over ervaringen tot nu toe? ja: present perfect - nee: ga naar vraag 3. 3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar? ja: present perfect - nee: past simple.