CH1 - past simple + reading

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

CH1 - 

Past simple 

Vocab 

Small test to end chapter 1

Learn p. 70 + 71 + 73

Missions:

1. You know when to use the past simple + how to form it. 

2. You know how to form questions and negations about the past.

3. You can apply your knowledge in sentences. 

Planning:

> Check in: do you understand?

> Do paragraph G Stepping Stones

Done? Do paragraph  I as well

> Read the text together on p. 57

> Quizlet 

Past simple - 9 questions

Use the past simple:
I .... (to learn) for my test yesterday.

Use the past simple:
We .... (to go) to the shopping mall a week ago.

Use the past simple:
We .... (to talk) about this the previous lesson.

Form a question in the past:
The teacher discussed everything in class.

Form a question in the past:
Matthijs had a good day yesterday.

Form a question in the past:
Lindsey charged her laptop.

Form a negation in the past:
Gabrielle loved Dutch class.

Form a negation in the past:
I went shopping in the weekend.

Form a negation in the past:
She laughed really hard.

I understand everything about
the past simple.

😒🙁😐🙂😃

Missions:

1. You know when to use the past simple + how to form it. 

2. You know how to form questions and negations about the past.

3. You can apply your knowledge in sentences. 

Planning:

> Check in: do you understand?

> Do paragraph G Stepping Stones

Done? Do paragraph  I as well

> Read the text together on p. 57

> Quizlet 

Write everything down!

De volgende dia neem je over in je schrift!

Past Simple = V.T. 

We gebruiken de past simple als we zeggen dat er iets:

> in het verleden is gebeurd en is afgelopen.

Signaalwoorden zijn: yesterday, last night, a week ago etc.

We vormen deze regel door:

> +ed achter het ww te plaatsen 

Bij sterke werkwoorden gebruiken we de tweede vorm 

> Hebben = to have - had - had 

                           1    -   2   -   3 

Irregular verbs - sterke werkwoorden

Zijn	to be	was/were	been
Hebben	to have	had	had
Gaan	to go	went	gone
Doen	to do	did	done
Zeggen	to say	said	said

Past Simple = V.T. 

We gebruiken de past simple als we zeggen dat er iets:

> in het verleden is gebeurd en is afgelopen.

Signaalwoorden zijn: yesterday, last night, a week ago etc.

We vormen deze regel door:

> +ed achter het ww te plaatsen 

Bij sterke werkwoorden gebruiken we de tweede vorm 

> Hebben = to have - had - had 

                           1    -   2   -   3 

Irregular verbs - sterke werkwoorden

Zijn	to be	was/were	been
Hebben	to have	had	had
Gaan	to go	went	gone
Doen	to do	did	done
Zeggen	to say	said	said

Past Simple Questions = vragen over het verleden. 

Om een vraagzin over het verleden te maken zet je 

Did vooraan in de zin + onderwerp + hele werkwoord + rest van de zin

Did you make your homework?

                    GEEN ED MEER ACHTER HET WERKWOORD!!!

Bij sterke werkwoorden gebruik je in vraagzinnen het hele werkwoord. 

She had a party yesterday.

Did she have a party yesterday? 

> Hebben = to have - had - had 

                           1    -   2   -   3 

Past Simple Negations = ontkenningen over het verleden. 

Om een ontkenning te maken over het verleden zet je didn't voor het ww.

Onderwerp + didn't + hele werkwoord + rest van de zin

You didn't make your homework.

    GEEN ED MEER ACHTER HET WERKWOORD!!!

Bij sterke werkwoorden gebruik je in vraagzinnen het hele werkwoord. 

Dean said someting funny.

Dean didn't say something funny.  

> zeggen = to say - said - said

                       1    -   2   -   3