Les 1.3 Spelling quiz

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Spellingsquiz

Let op!! Je heb maar 10 seconden om te reageren.

Wat is de juiste spelling van....

1. verassing
2. verrasing
3. verrassing

Wat is de juiste spelling van.....

1. onmiddelijk
2. onmiddellijk
3. onmiddenlijk

Wat is de juiste spelling van....

1. interview
2. intervieuw

Wat is de juiste spelling van.....

1. burgermeester
2. burgemeester

Wat is de juiste spelling van....

1. sierraad
2. sieraad

Wat is de juiste spelling van.....

1. gochelen
2. gogelen
3. goochelen

Wat is de juiste spelling van....

1. omelet
2. ommelet
3. ommellet

Wat is de juiste spelling van.....

1. pannenkoek
2. pannekoek

Wat is de juiste spelling van.....

1. solliciteren
2. soliciteren

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

1. Makkie, kom maar op!
2. Redelijk, ik maak af en toe een foutje
3. Niet zo goed, ik maak regelmatig een fout
4. Moeilijk, ik begrijp er niks van

werkwoordspelling.
Wat is goed?

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

werkwoordspelling
Hij ......... de gasten.

1. hij bediend
2. hij bedient

werkwoordspelling

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

werkwoordspelling

1. Hij is naar Waalwijk verhuisd
2. Hij is naar Waalwijk verhuist
3. Hij verhuist naar Waalwijk.
4. Hij verhuisd naar Waalwijk.

werkwoordspelling

1. Hij onthoud.
2. Hij onthoudt.

Gisteren (wachten) ik op de trein.

1. wachtte
2. wachte
3. woeg

Gisteren (komen) Marit te laat. (VT)

1. komde
2. kwam
3. komt
4. kwamen

Kies de juiste spelling in de verleden tijd.

Ik ... mijn zwemdiploma in één keer.

1. behaalte
2. behaalde
3. behaaldde
4. behaalden

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?

1. bereide
2. bereiden
3. bereidde

.... hebben veel plezier.

1. Zij
2. Hun

Hen --> na voorzetsel 

IK BLIJF ALTIJD BIJ HEN

Als lijdend voorwerp.

De douanebeambte bekeek hen argwanend.

Wat is de juiste spelling?

1. Dat is jou boek
2. Dat is jouw boek

Wat is de juiste spelling in de
verleden tijd?
De leerlingen ..... naar huis.

1. fietsde
2. fietste
3. fietsden
4. fietsten

Spelling: Wanneer gebruik je de regel van 't x k f s ch p?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. nooit bij spelling

Wat is de juiste spelling?

(Worden) .... jij nu 17 of 18?

1. Wordt
2. word

Werkwoordspelling

In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?

1. Hij erkent dat ze is verandert.
2. Hij erkent dat ze is veranderd.
3. Hij erkend dat ze is verandert.
4. Hij erkend dat ze is veranderd.

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind
3. Vint

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.

1. goed
2. fout

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?

1. Beantwoort
2. beantwoor
3. beantwoord
4. beantwoordt

Viel het resultaat van deze spellingquiz jezelf mee?

😒🙁😐🙂😃