Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie

Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Duik in de wereld van literatuur: Een introductie in literatuurtheorie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de belangrijkste begrippen van literatuurtheorie toepassen en begrijpen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over literatuurtheorie?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie en stijl
Fictie verwijst naar verzonnen verhalen, terwijl stijl de manier is waarop een auteur zijn verhaal vertelt.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Literatuur en proza
Literatuur omvat creatieve en artistieke teksten, terwijl proza verwijst naar geschreven of gesproken taal zonder metrum.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Karaktertypen
Een round character is complex en verandert in de loop van het verhaal, terwijl een flat character slechts één eigenschap heeft.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Perspectief in literatuur
Het perspectief verwijst naar de manier waarop het verhaal wordt verteld, zoals ik-perspectief, personaal perspectief en alwetende verteller.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Setting en spanning
De setting omvat plaats, tijd, omstandigheden en ruimte, terwijl spanning de opbouw van emotie en anticipatie in een verhaal is.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verteltijd en vertelde tijd
Verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen, terwijl vertelde tijd de tijd is die in het verhaal verstrijkt.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verteltechnieken en motieven
Flashback, flashforward, chronologisch, vooruitwijzing, vertraging en open plekken zijn verteltechnieken, terwijl verhaalmotieven terugkerende elementen in een verhaal zijn.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.