4.1 Sexualiteit en gender

4.1 Sexualiteit en gender
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

4.1 Sexualiteit en gender

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen:
  • Je kunt vertellen wat seksualiteit betekent
  • Je kunt verschillen noemen tussen gender en seksuele oriëntatie. 
  • Je kunt vertellen hoe je je wensen en grenzen kunt bewaken en respecteren in een seksuele relatie.

Slide 2 - Diapositive

Wat is een "normale" leeftijd voor seks?

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent sexualiteit en gender?

Slide 4 - Diapositive

Wat is sekse en hoeveel genders bestaan er?
A
Sekse is het geslacht waarmee je geboren bent en er bestaan 2 genders
B
Sekse is op wie je verliefd wordt en er bestaan 2 genders
C
Sekse is het geslacht waarmee je geboren bent en er bestaan veel genders
D
Sekse is op wie je verliefd wordt en er bestaan veel genders

Slide 5 - Quiz

In iedere klas zit gemiddeld 1 leerling die zich niet thuis voelt bij de hokjes "jongens" of "meisje"
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quiz

Wat is genderidentiteit?
A
Hoe je jezelf voelt met betrekking tot je gender
B
Hoe je je gender laat zien

Slide 7 - Quiz

Wat is genderexpressie?
A
Hoe je over je gender denkt
B
Wat je van je gender laat zien aan anderen

Slide 8 - Quiz

Waar staan de letters LHBTIQ+ voor?

Slide 9 - Diapositive

Waar staan de letters LHBTIQ+ voor?
L = lesbisch, H = homo, B = biseksueel, T =transgender, I = intersekse, Q = queer en de + staat voor al die andere mogelijke manieren waarop mensen zichzelf, dus hun gender of seksualiteit kunnen benoemen. 
Je kunt denken aan panseksueel (je voelt je aangetrokken tot allerlei mensen) of aseksueel (je voelt je niet of vrijwel tot niemand seksueel aangetrokken) of non-binair (je ziet jouw gender niet als man of vrouw, maar vind dat het meer fluïde is). Mensen kunnen zichzelf op heel veel verschillende manieren zien, vandaar dat er zo veel verschillende termen zijn. Hoe iemand zich identificeert is ook geen vaststaand gegeven en kan in de loop van de tijd veranderen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive

Gender
  • Gender ≠  je seksuele geaardheid. 
  • Gender gaat over de sociaal-culturele onderdelen van het man of vrouw zijn. 
  • Gender bestaat uit een paar ingrediënten: Sekse, genderidentiteit en genderexpressie.
  • Bij meeste mensen komt het gender overeen met hun biologische geslacht: Cisgender

Slide 13 - Diapositive

Gender identiteit = hoe je je voelt in je hoofd en hoe je je eigen gender definieert.

Gender expressie = hoe je jezelf presenteert, dus wat je van jezelf laat zien.

Biologische sekse = de fysische geslachts-eigenschappen waarmee je bent geboren.


Slide 14 - Diapositive

Begrepen?
Wat geldt volgens jou voor 
schrijver Marieke Lucas Rijneveld ?

Sekse: Man/ Vrouw/ Intersekse
Seksuele oriëntatie: Valt op man/ mens/ vrouw/ aseksueel
Genderexpressie: Mannelijk/ neutraal/ vrouwelijk
Genderidentiteit: Man/ neutraal/ Vrouwelijk

Slide 15 - Diapositive

Een seksuele relatie
  • Puberteit: Voor het eerst verliefd, en je wilt er wat mee doen!
       Handje vasthouden, verkering, zoenen, .... en verder?

  • Misschien willen jullie beide hetzelfde. Maar dat moet je met   elkaar bespreken.

  • Wensen en grenzen leren aangeven.

Slide 16 - Diapositive

Ongewenst gedrag
  • Seksueel grensoverschrijdend gedrag: Seksuele opmerkingen, aanrakingen of handelingen die tegen jouw wil zijn.

  • Er wat van zeggen en eventueel hulp inschakelen als de persoon niet luistert.

  • Grenzen verschillen per persoon. Wat de een fijn vindt, hoeft de ander niet automatische ook fijn te vinden!

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo