20210916 VEZO321AH niveau 3 leerjaar 1 Lezen (2van 4)

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Nederlands
VEZO 321AH

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Opbouw van de tekst 
  • Tekstverbanden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

De opbouw van een tekst

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Waar denk je aan bij
'de opbouw van een tekst'?

Slide 7 - Carte mentale

Opbouw van een tekst
Een tekst is opgebouwd in drie verschillende onderdelen:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 8 - Diapositive

De inleiding
  • aandacht trekken van het publiek;
  • het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
  • informatie geven over wat komen gaat.

!! Meestal één alinea 
!! Titel hoort NIET bij de inleiding

Slide 9 - Diapositive

De kern
  • Grootste gedeelte van de tekst
  • Meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen

WWWWWH-vragen

Slide 10 - Diapositive

Volgorde deelonderwerpen
Afhankelijk van de structuur:
  • vroeger - nu (tijd);
  • stelling - argumenten - weerleggen tegenargumenten (argumentatie);
  • oorzaak - gevolg.

Slide 11 - Diapositive

Het slot
  • De tekst wordt samengevat
  • Het belangrijkste wordt herhaald


In het slot komt géén nieuwe informatie!

Slide 12 - Diapositive

Zelfwerktijd

Slide 13 - Diapositive

Zelfwerktijd: opbouw van de tekst en tekstverbanden
VIA Werkboek:                                                                         VIA Handboek:

PAGINA 15:                                                  
Opdracht 9 ......................................................................   pagina 137-138.
Opdracht 10 ...................................................................... pagina 137-138.                                                               
Opdracht 11 ......................................................................  nvt.
Opdracht 12 ...................................................................... pagina 146-150.    
Opdracht 13 .....................................................................  pagina 146-150.    
Opdracht 14 .....................................................................  pagina 146-150.    

Studiemeter 2F: Lezen. Tekst 3&4








Slide 14 - Diapositive

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Vraag: waarom is het handig om tekstverbanden te herkennen?

Slide 15 - Diapositive

Belangrijke tekstverbanden
Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn een aantal belangrijke.
  1. opsomming
  2. volgorde van tijd
  3. tegenstelling
  4. voorbeeld
  5. oorzaak - gevolg
  6. voorwaarde

Slide 16 - Diapositive

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoord
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s



Slide 17 - Diapositive

opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 18 - Diapositive

volgorde van tijd 
Mijn zoon had dit weekend eerst een voetbalwedstrijd. Daarna had hij een verjaardagsfeestje en vervolgens mocht hij bij een vriend logeren.

Signaalwoorden:
eerst, daarna, vervolgens, vroeger, nu, toen

Slide 19 - Diapositive

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 20 - Diapositive

voorbeeld

Je kunt veel verschillende soorten sporten noemen. Denk bijvoorbeeld aan wintersport.


Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Slide 21 - Diapositive

oorzaak-gevolg
Morgen gaan we schaatsen, want het heeft gevroren.

Signaalwoorden:
doordat, omdat, want, waardoor, daarom

Slide 22 - Diapositive

voorwaarde
Je mag vanavond gamen, mits je je huiswerk af hebt.

Signaalwoorden:
als ......dan, tenzij, mits (=op voorwaarde dat)

Slide 23 - Diapositive

Theorie signaalwoorden

Slide 24 - Diapositive

Terugblik
  • Opbouw van de tekst
  • Tekstverbanden

Slide 25 - Diapositive