H3 - §3.4 Energie en Vermogen

Welkom in de les
Vandaag:
  • terug blikken op §3.3
  • lesdoelen §3.4
  • instructie §3.4
  • mini practicum
  • Maken opdrachten
  • Afsluiten les 

 


H3 - Elektriciteit
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom in de les
Vandaag:
  • terug blikken op §3.3
  • lesdoelen §3.4
  • instructie §3.4
  • mini practicum
  • Maken opdrachten
  • Afsluiten les 

 


H3 - Elektriciteit

Slide 1 - Diapositive

Vragen §3.3

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

opdracht 40

Slide 4 - Diapositive

opdracht 40

Slide 5 - Diapositive

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.
A
Rt = 33 Ω
B
Rt = 30 Ω
C
Rt = 0,3 Ω
D
Rt = 3,3 Ω

Slide 6 - Quiz

Je leert ...
  • uitleggen wat het vermogen van een apparaat met energiegebruik te maken heeft;
  • rekenen met elektrisch vermogen;
  • rekenen met energiegebruik.

Slide 7 - Diapositive

Energie en vermogen
Welk apparaat heeft het grootste vermogen bij jou in huis?

Slide 8 - Diapositive

type plaatjes

Slide 9 - Diapositive

Vermogen
Vermogen (P) is de energie (J) die per seconde (s) wordt geleverd of gebruikt.

De eenheid die we hiervoor gebruiken is Watt (W)
                               
                           1 W    kunnen we ook schrijven als    1 J/s
                                           

Slide 10 - Diapositive

Vermogen
Vermogen P is de energie (J) die per seconde (s) wordt geleverd of gebruikt.
Formule:

                                            
P=UI
U  IP
P = het vermogen in watt (W)
U = de spanning in volt (V)
I = de stroomsterkte in ampère (A)

Slide 11 - Diapositive

Even oefenen!
Op het typeplaatje van een elektrische waterkoker staat:
U = 230 V
I = 8,2 A

Bereken het vermogen P in Watt van de waterkoker.

Slide 12 - Diapositive

Antwoord!
G: U = 230 V,    I = 8,2 A
G: P = ? W
F: P = U x I
B: P = 230 x 8,2 = 1886 W
A: het vermogen P = 1886 W

Slide 13 - Diapositive

Aan het werk
Lees 
"Elektrisch vermogen berekenen"
Maak opdracht
51
timer
7:30

Slide 14 - Diapositive

Antwoord 51

Slide 15 - Diapositive

mini practicum Vermogen
Onderzoeksvraag:
Wat betekent een groter vermogen?

Ga naar Classroom en open:
Digitaal Practicum Vermogen 
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Bespreken practicum

Rlampjes = 10 Ohm

  • UL1 = 9,0 V
  • IL1 = U /R = 9 / 10 = 0,9 A
  • PL1 = U * I = 9 * 0,9 = 8,1 W

  • UL2 = UL3 = 4,5 V
  • IL2 = IL3 = U / R = 4,5 / 9 = 0,5 A
  • PL2 = PL3 = U * I = 4,5 * 0,5 = 2,25 W

Slide 17 - Diapositive

Conclusie
Des te groter het vermogen, des te feller 
het lampje. 

Slide 18 - Diapositive

Wat kost meer?
Je telefoon opladen of thee zetten me een waterkoker en waarom?

Slide 19 - Carte mentale

Energie
Energie (E) druk je uit in Joule (J).

Vermogen
 (P) is de energie (J) die per seconde (s) wordt geleverd of gebruikt.
                                           

Slide 20 - Diapositive

Energie
Vermogen P is de energie (J) die per seconde (s) wordt geleverd of gebruikt.
Formule:
                    
P=tE
P = het vermogen in watt (W)
E = de energie in (J)
t = de tijd in seconden (s)
P  tE

Slide 21 - Diapositive

Energie
Energie (E) druk je uit in Joule (J).

Formule:
                    
E=P  t
P = het vermogen in watt (W)
E = de energie in (J)
t = de tijd in seconden (s)
P  tE

Slide 22 - Diapositive

Energie
Energie (E) druk je uit in kilowattuur (kWh).

Formule:
                    
E=P  t
P = het vermogen in kilowatt (kW)
E = de energie in (kWh)
t = de tijd in uren (h)
P  tE

Slide 23 - Diapositive

Energie omrekenen
1 kWh = 3.600.000 J

1 kW = 1000 W
1h = 3600 s
1000 x 3600 = 3.600.000

Slide 24 - Diapositive

Even oefenen!
Een wasmachine met een vermogen van 2,2 kW doet 1,8 uur over de was.

a. Berekenen hoeveel kilowattuur de wasmachine in die tijd gebruikt
b. Berekenen op twee manieren hoeveel joule de wasmachine in die tijd gebruikt.

Slide 25 - Diapositive

Opdracht a
Gegeven:        P = 2,2 kW,     t = 1,8 uur
Gevraagd:      E = ? kWh

Formule: 

Berekening: 

Antwoord:     = 3,96 kWh

E=P  t
E=2,2  1,8=3,96 kWh

Slide 26 - Diapositive

Opdracht b manier 1
Gegeven:        1kWh = 3.600.000 J
Gevraagd:      E = ? J

Berekening:   E = 3,96 x 3.600.000 = 14.256.000 J

Antwoord:     = 14.256.000 J

Slide 27 - Diapositive

Opdracht b manier 2
Gegeven:         1,8 h = 1,8 x 3.600  = 6480 sec,    P = 2,2 kW = 2200 W
Gevraagd:      E = ? J

Formule: 

Berekening:   

Antwoord:     = 14.256.000 J

E=P  t
E=P  t=2200  6480=14.256.000 J

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen §3.4 uit je boek

Maak de opgaven;
- zie huiswerkplanner Classroom

kies eventueel uit:
- route blauw
- route paars



Zs

Slide 29 - Diapositive

Wat weet je al???

Slide 30 - Diapositive

Wasmachine
Waterkoker
led-TV
led lamp
Snellader telefoon
20-60 W
1700-2400 W
2500-3000 W
2-12 W
16 W

Slide 31 - Question de remorquage

stel: ik speel per dag 3 uur games op mijn PS4.
Daarvoor staan mijn TV (500 W), PS4 (350 W) en soundbar (150W) gedurende die tijd aan.
Wat is het vermogen van deze opstelling?
A
500 W
B
1 kW
C
230 V
D
1 W

Slide 32 - Quiz

Deze waterkoker heeft een vermogen van 1800 W. Hoe groot is de stroomsterkte door de stekker?
A
230 A
B
1 800 A
C
7,8 A
D
414 000 A

Slide 33 - Quiz

Een adapter met een weerstand van 10.000 ohm is aangesloten op het stopcontact.
Bereken de stroomsterkte.
A
0.23A
B
0.023A
C
43.5A
D
23,0A

Slide 34 - Quiz

Een adapter met een weerstand van 10.000 ohm is aangesloten op het stopcontact.
Bereken het vermogen.
A
5.3W
B
10.000W
C
0.023W
D
53W

Slide 35 - Quiz

Een adapter met een weerstand van 10.000 ohm is aangesloten op het stopcontact.
Bereken hoeveel energie in joule de adapter in een minuut verbruikt.
A
0.088J
B
5.3J
C
11.3J
D
318J

Slide 36 - Quiz

Je kunt...
  • uitleggen wat het vermogen van een apparaat met energiegebruik te maken heeft;
  • rekenen met elektrisch vermogen;
  • rekenen met energiegebruik.




Slide 37 - Diapositive

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage