MAW hoofdstuk 7 les

MAW hoofdstuk 7 
Sociale ongelijkheid
gemaakt door: 
Ayla Ahmed
 en Jade Gilbride
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MAWMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

MAW hoofdstuk 7 
Sociale ongelijkheid
gemaakt door: 
Ayla Ahmed
 en Jade Gilbride

Slide 1 - Diapositive

7.1 Verhouding
-Verhouding verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar de onderlinge betrekkingen tussen staten. 
Het al dan niet behoren tot een bepaalde groep. Verschillen in sekse, leeftijd en etniciteit. 

In veel samenlevingen en culturen maakt het uit wat je sekse, leeftijd of etniciteit is. Deze verschillen krijgen door de samenleving dus betekenis. 

Slide 2 - Diapositive

7.1 Sociale ongelijkheid
Verhoudingen binnen een samenleving of (sub)cultuur
Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling. 
 Groepen mensen gescheiden worden in kasten, standen, klassen of rangen die de verhoudingen ordenen.
Hoe groter de verschillen tussen deze groepen, hoe groter de sociale ongelijkheid. 

Slide 3 - Diapositive

7.1 Soorten sociale ongelijkheid. 

- 4 soorten sociale ongelijkheid
1. Ongelijke verdeling van  economische hulpbronnen

2. Ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen

3. Ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
4. Ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen

Slide 4 - Diapositive

Pieter en Anna willen een stageplek in het ziekenhuis, ze vinden dit lastig te vinden. Toch kent de moeder van Pieter personeel uit een ziekenhuis en regelt daar een stageplek voor hem. Anna kan nog steeds geen stageplek vinden.
Dit is een ongelijke verdeling van:
A
Economische hulpbronnen
B
Symbolische hulpbronnen
C
Sociale hulpbronnnen
D
Politieke hulpbronnen

Slide 5 - Quiz

7.1 Sociale ongelijkheid in Nederland. 


- Sociale ongelijkheid in Nederland neemt toe

-Belangrijkste factor is opleidingsniveau

- Mensen met een hogere opleiding --> meer macht bezit en status

Slide 6 - Diapositive

7.1 Conflict als gevolg van sociale ongelijkheid: 







-Samenleving accepteert sociale betekenis niet meer
- Sociale ongelijkheid zorgt voor spanningen

 Verzet, emancipatiebewegingen, opstand en/of revolutie

Slide 7 - Diapositive

7.2 maatschappelijke ladder, sociale laag en sociale stratificatie

Maatschappelijke ladder is: Als alle sociale lagen boven elkaar worden geplaatst. Dat is een indeling waarbij mensen met meer bezit, status of macht hoger staan dan anderen.
 
Sociale stratificatie: De indeling van lagen waartussen ongelijke verhoudingen bestaan. 

Sociale lagen zijn: Groepen met een vergelijkbare maatschappelijke positie. 

Slide 8 - Diapositive

7.2 open en gesloten samenleving

In een gesloten samenleving zijn er weinig mogelijkheden om sociaal mobiel te zijn.

In een open samenleving zijn er mogelijkheden om hoger op de maatschappelijke ladder te komen.

Slide 9 - Diapositive

Door heel hard te werken lukt het Gerard om deel te worden van een hogere klasse. Is hier sprake van een open of gesloten samenleving?
A
Gesloten samenleving
B
Open samenleving

Slide 10 - Quiz

7.2 positietoewijzing en positieverwerving

Positietoewijzing: Het gaat hierbij om maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op een bepaalde positie terechtkomt.
Positieverwerving: Het verkrijgen van een maatschappelijke positie door het wel of niet leveren van een eigen bijdrage van een persoon of de groep waartoe hij behoort.

Slide 11 - Diapositive

Anouk spendeert uren aan haar schoolwerk en haalt daardoor goede cijfers, hierdoor kan ze hoger onderwijs volgen en daardoor een goede baan krijgen. Is er sprake van positietoewijzing of positieverwerving?
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 12 - Quiz

7.2 drie verschillende kapitalen die invloed hebben op positieverwerving

Sociaal kapitaal: De connecties, netwerken, de graad van eer en respect die een groep geniet.

Economisch kapitaal: Dit bestaat uit financieel bezit of een hoog inkomen.

Cultureel kapitaal: De kennis, houdingen, opvattingen en smaak die horen bij de hogere sociale posities. 

Slide 13 - Diapositive

7.2 sociale uitsluiting

- Beperkte sociale en politieke participatie.
-Beperkte normatieve integratie.
-Niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften, een tekort aan materiële goederen.
-Geringe toegang tot sociale grondrechten.


Slide 14 - Diapositive

Bij een sollicitatiegesprek noemt Sam de leidinggevende 'bro' waardoor hij de baan niet krijgt. Welke factor van sociale uitsluiting kan je hierin terugzien?
A
Geringe toegang tot sociale grondrechten
B
Beperkte sociale en politieke participatie
C
Niet kunnen voorzien van elementaire levensbehoeften
D
Beperkte normatieve integratie

Slide 15 - Quiz

7.3: Invloed sociale ongelijkheid op onderwijskansen, cultuur en vrije tijd, politieke participatie en gezondheid. 

Onderwijs: kinderen met hoogopgeleide ouders presteren vaak beter dan kinderen met laagopgeleide ouders.

Cultuur en vrijetijd: verschillende vrijetijdsbestedingen tussen. Hoog- en laagopgeleiden, ook wel elitecultuur en massacultuur.

Slide 16 - Diapositive

7.3: Invloed sociale ongelijkheid op onderwijskansen, cultuur en vrije tijd, politieke participatie en gezondheid. 

politiek: verschillen in maatschappelijke positie leiden tot verschillen in deelname aan de politiek. 
-Electorale politieke participatie
-Niet-electorale politieke participatie

gezondheid: verschillen in opleidingsniveau leiden tot verschillen in levensverwachting. Dit heeft te maken met:
Kennis, levensstijl, gedrag en communicatievaardigheden.

Slide 17 - Diapositive

elitecultuur
massacultuur
Sleep de foto's naar de goede kant

Slide 18 - Question de remorquage

Robert is het niet eens met een besluit van de gemeente en besluit naar de rechter te stappen. Komt hier electorale politieke participatie of niet-electorale politieke participatie voor?

A
Electorale
B
Niet-electorale

Slide 19 - Quiz

7.3 Harmoniemodel en conflictmodel. 

Bij het harmonie/poldermodel wordt er geprobeerd om overeenstemming te bereiken door middel van overleg. 

Bij het conflictmodel wordt veel meer gekozen voor beïnvloeding via de media of door middel van betogingen en stakingen. 

Slide 20 - Diapositive

7.3 4 Gevolgen van maatschappelijke conflicten. 

Sociale cohesie op macroniveau

Sociale cohesie op mesoniveau

Sociale verandering

Machtsevenwicht

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Welk gevolg van maatschappelijk conflict wil de gemaskerde man op de tv, V, zien gebeuren in de samenleving?
A
Sociale cohesie op macroniveau
B
Sociale cohesie op mesoniveau
C
Sociale verandering
D
Machtsevenwicht

Slide 23 - Quiz

7.4 uitgangspunten van socialisten, liberalen en confessionelen over sociale ongelijkheid

Socialisten

Liberalen

Confessionelen

Socialisten vinden dat de overheid sociale ongelijkheid tegen moet gaan. 
Liberalen hebben vertrouwen in de vrije markt. Eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatief zijn de belangrijkste waarden. 
Gespreide verantwoordelijkheid is belangrijk voor confessionelen.

Slide 24 - Diapositive

Koppel de uitgangspunten met de juiste politieke stroming.
Socialisten
Liberalen
Confessionelen
Verschillende actoren zijn verantwoordelijk voor elkaars welzijn. De overheid moet zorgen voor randvoorwaarden maar voor de rest zijn de mensen zelf verantwoordelijk.

De overheid moet sociale ongelijkheid tegengaan. De vrije markt moet aan regels worden gebonden omdat kansarmen anders de dupe worden en rijken bevoordeeld.
Burgers moeten zich deel particulier  verzekeren, want dat de overheid niet alles op moet lossen. Als de vrije markt mislukt, mag de overheid ingrijpen.

Slide 25 - Question de remorquage

7.4 6 overheidsinstrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden.

- Sociale zekerheidsbeleid
- Actief arbeidsmarktbeleid
- Inkomensverdelingsbeleid
Nivelleren, denivelleren, progressief belastingstelsel
- Onderwijsbeleid
- Wijkgericht achterstandsbeleid
- Emancipatiebeleid

Slide 26 - Diapositive

7.4 De zes effecten van de overheidsinstrumenten

Minder sociale ongelijkheid


Minder beloningsongelijkheid


Minder kansenongelijkheid tussen groepen

Hoge uitgaven van de overheid


Weinig prikkel om te werken


Minder doelmatig inzet van middelen


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Welk effect van de overheidsinstrumenten zag je in deze video?
A
Minder beloningsongelijkheid
B
Hoge uitgaven van de overheid
C
Minder doelmatig inzetten van middelen
D
Weinig prikkel om te werken

Slide 29 - Quiz

7.5: 5 Ontwikkelingen in de 21e eeuw die leiden tot veranderende verhoudingen

Europeanisering en globalisering

Veranderende man-vrouwverhouding:

Stijging van het opleidingsniveau

Slide 30 - Diapositive

7.5: 5 Ontwikkelingen in de 21e eeuw die leiden tot veranderende verhoudingen

Ontwikkeling naar postindustriële samenleving

De digitale kloof
informatisering = het automatiseren van informatie
digitalisering = het omzetten van analoge info zoals tekst op papier naar digitale media
robotisering = het proces waarbij fysiek werk door mensen of dieren word overgenomen door robots. 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Wat zie je terug in deze video?
A
Informatisering
B
Digitalisering
C
Robotisering

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Einde

Slide 36 - Diapositive