Telwoorden en bijwoord

Grammatica woordsoorten
Telwoorden
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
Telwoorden

Slide 1 - Diapositive

Doel

  • Je weet wat hoofd- en rangtelwoorden zijn

  • Je kent het verschil tussen bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden.

  • Je kent het verschil tussen bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Hoofd- en rangtelwoorden

hoofdtelwoorden:

geven een hoeveelheid aan

1, één, 8, acht, 35, vijfendertig, 1000, duizend

rangtelwoorden:

geven een volgorde aan

eerste, 1e, tweede, 2e, 120e, honderdtwintigste 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bepaald en onbepaald telwoord

bepaald telwoord:

het aantal is bekend

vijf, 5, vijftig, 50


onbepaald telwoord: 

het aantal is niet bekend
veel, weinig, enkele

Slide 5 - Diapositive

Bepaald hoofdtelwoord


Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid.


Voorbeeld

Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas.

Slide 6 - Diapositive

Onbepaald hoofdtelwoord


Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid.

Voorbeeld

Veel boeken, weinig koeien, enkele leerlingen.


Slide 7 - Diapositive

Bepaald rangtelwoord


Geeft een bekende plaats in een rij aan.


Voorbeeld

Zevende, zesendertigste.

Slide 8 - Diapositive

Onbepaald rangtelwoord


Geeft een onbekende plaats in een rij aan.

Voorbeeld

Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste. 

Slide 9 - Diapositive

Nog even op een rijtje

Slide 10 - Diapositive

4
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 11 - Quiz

veel
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 12 - Quiz

vijfde
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 13 - Quiz

zoveelste
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 14 - Quiz

sommige
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quiz

Veel leerlingen hebben voor die toets een voldoende gehaald.
Welk woord is 'veel'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 16 - Quiz

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
Welk woord is "alle"
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 17 - Quiz

Het 6e lesuur zijn wij vrij.

wat is 6e?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quiz

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 20 - Quiz

Wat vind je van de telwoorden nog lastig?

Slide 21 - Question ouverte

Bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord


Een bijwoord geeft vaak:

- een tijd aan

- een plaats aan

Slide 22 - Diapositive

Het bijwoord
Het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en bijwoord:
  • Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel.
  • Een bijwoord is een woordsoort.
  • Ze zijn onveranderlijk.
  • Waar en wanneer zijn bijwoorden want het gaat om plaats en tijd.

Slide 23 - Diapositive


Wat zijn bijwoorden?
A
Bijwoorden geven extra informatie bij een werkwoord.
B
Bijwoorden geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
Bijwoorden geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
Bijwoorden geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Slide 24 - Quiz



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 25 - Quiz

Straks, hier en overal zijn bijwoorden. Wat zijn ook bijwoorden?
A
Woorden als nog, immers en niet
B
Woorden als waardoor, waarmee en hoe
C
Woorden als mooie, gele en houten
D
Woorden als wie, wat en welke

Slide 26 - Quiz

Losse woorden als bijwoordelijke bepaling zijn als woordsoort altijd een bijwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit als woordsoort altijd een bijwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 29 - Quiz

Zoek het bijwoord:
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech

Slide 30 - Quiz

Een bijwoord kan alleen iets zeggen over een ander bijwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz