Leren voor SO COMPOSITIE Verdieping

Leren voor SO COMPOSITIE Verdieping
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leren voor SO COMPOSITIE Verdieping

Slide 1 - Diapositive

COMPOSITIE Verdieping
Jullie hebben eerder geleerd over een heel aantal compositiegrondvormen, waarvoor je ze kunt gebruiken en welk effect je met een bepaalde compositie kunt bereiken. 

Hier volgen nog een paar begrippen die ook bij het beeldaspect COMPOSITIE horen:

  • layout/opmaak
  • lijn en richting
  • beeldrijm/ritme/herhaling
  • raster, structuur, patroon, stramien
  • ideale verhoudingen

Slide 2 - Diapositive

Layout
Ook wel genoemd opmaak

Grafische vormgevers of ontwerpers hebben bij hun werk altijd te maken met compositie. Zij noemen dit layout en hiermee bedoelen ze de vlakverdeling van de pagina in een boek, een tijdschrift of op een beeldscherm.
Hoe orden je de tekst en de afbeeldingen? Wat wil je met je opmaak bereiken? Waar wil je de aandacht op vestigen?

Slide 3 - Diapositive

Lijnen en richtingen in de compositie
De richting van de lijnen in een compositie bepaalt het effect van de compositie
Bijvoorbeeld:
  • of die overzichtelijk is of juist rommelig
  • of die rustig (statisch) of onrustig (dynamisch) is
  • of de aandacht naar een bepaald punt wordt getrokken
  • of je ogen worden geleid in een bepaalde kijkrichting
Op de volgende slides staan voorbeelden. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Overzichtelijk
Rommelig

Slide 7 - Diapositive

Rustig/statisch
Onrustig/dynamisch

Slide 8 - Diapositive

Aandachtspunt/blikpunt
Geen aandachtspunt
Een deel van het kunstwerk dat opvalt. Je kijkt er als eerst naar. 

Er kunnen ook meerdere aandachtspunten in één werk zijn. Zo'n plek kan de aandacht trekken door: 
* de plaats van de plek
* een contrast van de plek met de rest van het kunstwerk
* de richtingen (lijnen) die naar de plek wijzen
Hier zien we dat geen enkel beeldend middel is gebruikt om de aandacht specifiek op iets te richten om het op te laten vallen. 

We zien het schilderij als geheel.

Slide 9 - Diapositive

Kijkrichting
Geen kijkrichting
De richting waarin je ogen getrokken worden.
Het eerste waar je ogen naar kijken is het gestrekte been en de arm van de speler op de voorgrond. Ten slotte kom je bij de bal boven in.
Je ogen worden als het ware geleid.
Bij dit schilderij kun je geen denkbeeldige lijnen trekken die je oog willen leiden naar een bepaald punt in de voorstelling. 

Het bepalen van een kijkrichting was bij deze kunstenaar niet een doel met de compositie van zijn voorstelling.

Dit wil niet zeggen dat we er geen lijnen in kunnen trekken, dit kan natuurlijk wel, maar ze zijn hier niet zodanig dat ze ons kijken bewust sturen!

Slide 10 - Diapositive

Beeldrijm, herhaling, ritme in de compositie

Bij alle drie worden vormen steeds, met een kleine verandering, in regelmatige stappen, herhaalt. Toch is het bij alle drie net even iets op een andere manier.


Slide 11 - Diapositive

Beeldrijm
M.C. Escher, een van de meest bekende grafische vormgevers van ons land heeft vaak het element beeldrijm toegepast. 

Je ziet hoe hij onder aan begint met de driehoekjes en deze steeds weer herhaalt met een kleine aanpassing waardoor langzamerhand het hele beeld veranderd.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Herhaling
Door het herhalen van een vorm of soortgelijke vorm kun je ook de uitstraling van de compositie bepalen . 

De manier waarop je de vorm herhaalt bepaalt de rust of onrust in het beeld.

Slide 14 - Diapositive

Ritme
Hier zie je dezelfde vormen steeds worden herhaalt maar net steeds iets anders. Telkens worden de vormen naast en iets over elkaar gezet. 

Hierdoor ontstaat een soort ritme dat je bij de vorige twee slides dan weer niet ziet. Het suggereert een soort beweging  in de compositie die je verder kunt laten gaan.

Slide 15 - Diapositive

Raster, structuur, stramien
Bij deze drie begrippen is steeds sprake van een regelmatig patroon. 

Raster= een verdeling in vlakken, vaak als houvast om te zorgen dat je elementen goed over een vlak kunt verdelen
Structuur= het verband tussen elementen, de manier waarop ze zijn samengebracht
Stramien= patroon, als je steeds op dezelfde manier een element terug laat komen

We zien deze compositievorm bijvoorbeeld vaak terug in het ontwerpen van stoffen (dessin) en bij de kunststroming 'Op-Art'. 

Slide 16 - Diapositive

Dessin
We spreken van een 'dessin' als we het hebben over het patroon op stoffen, weefsels en bijvoorbeeld behang. 

De 'dessinateur' maakt hiervoor de ontwerpen en is dus ook bezig met compositie en dan moet het vaak ook nog in elkaar over kunnen lopen!

De drie begrippen kun je hier allemaal op toepassen.

Slide 17 - Diapositive

Op-Art
Kunststroming waarbij de optische illusie belangrijk is. 

Ook bij de kunstwerken van deze kunststroming kun je de drie begrippen toepassen.

Hoe je de elementen toepast bepaalt dus ook hier heel sterk de compositie en de werking hiervan.

Slide 18 - Diapositive

Ideale verhoudingen
De mens voelt zich over het algemeen prettig in een omgeving met een bepaalde harmonische ordening en daarom is er ook veel onderzoek naar gedaan.

Een voorbeeld van ideale verhoudingen is de "Gulden Snede" (verhouding 5 : 8).                                    Wiskundigen en kunstenaars kennen en passen dit al toe vanaf de Griekse oudheid! We zien deze verhouding ook vaak in de natuur terugkomen, bijvoorbeeld in hoe bloemblaadjes groeien. Ook architecten passen deze verhouding graag toe in hun gebouwen omdat het een gevoel van rust en harmonie uitstraalt. Vooral in de Renaissance (ca. 1500) was men er gek op!

Verschillende kunstenaars zijn ook bezig geweest met de verhoudingen van de ideale mens. Bijvoorbeeld 
Leonardo da Vinci. Hij ontwierp de Vitruviaanse mens. Hij combineerde hierin wetenschap en kunst. Hij 
berekende dat een ideaal gebouwde volwassen man precies in een combinatie van een cirkel en een vierkant past. 

Andere voorbeelden van kunstenaars zijn bijvoorbeeld: Salvador Dalí en Le Corbusier.

Slide 19 - Diapositive

Da Vinci

Slide 20 - Diapositive

Salvador Dalí
Le Corbusier
Hier zie je 'Le Modulor'. Een voorgestelde schaal van ideale proporties bedacht door kunstenaar Le Corbusier in 1948. Hij gebruikte deze schaal voor het ontwerp van veel van zijn gebouwen.

Slide 21 - Diapositive

Gulden Snede Griekse Oudheid
Griekse tempels zijn ook gebouwd volgens de Gulden Snede verhouding!

Slide 22 - Diapositive

Gulden Snede natuur

Slide 23 - Diapositive

Architectuur

Slide 24 - Diapositive

EINDE

Slide 25 - Diapositive