HV2F - 20-11-2023 - CH2D

HV2F ~ français ~ lundi le 20 novembre
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

HV2F ~ français ~ lundi le 20 novembre

Slide 1 - Diapositive

Les objectifs du cours dernier (lesdoelen)

  • Je kunt een interview over huisdieren begrijpen.

  • Je kent woorden die te maken hebben met dieren.

    - ex. 10 abc(d), 11 ab, 12 ab(c) (p. 64-67)
    - voca A + B




Slide 2 - Diapositive

rigoler

Slide 3 - Question ouverte

attendre

Slide 4 - Question ouverte

la vache

Slide 5 - Question ouverte

parce que

Slide 6 - Question ouverte

de verjaardag

Slide 7 - Question ouverte

vanavond

Slide 8 - Question ouverte

het konijn

Slide 9 - Question ouverte

schattig

Slide 10 - Question ouverte

Les objectifs du cours (lesdoelen)

  • Je kent de regelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord.

  • Je kent de onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
     
  • Je kent de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 11 - Diapositive

Devoirs pour le 23 novembre
  • Faire: ex. 16 + 17 (p. 70-72)

  • Apprendre: grammaire D bijvoeglijk naamwoord (p. 91)

Slide 12 - Diapositive

Le programme

  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord

    Aantekeningen maken in schrift!

  • Travailler


Slide 13 - Diapositive

Voor we naar het Frans gaan..
Wat is een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands?

Slide 14 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quiz

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 16 - Quiz

De vorm van het bijv.nw
Wat valt je op aan het Nederlandse bijvoeglijk naamwoord?

De jongen is groot
Het meisje is groot
De jongens zijn groot
De meisjes zijn groot

Slide 17 - Diapositive

Wat valt je op aan de Franse vorm?

Le garçon est grand
La fille est grande
Les garçons sont grands
Les filles sont grandes

Slide 18 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
De standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:                                     grand
Vrouwelijk enkelvoud:    + e                              grande
Mannelijk meervoud:      + s                              grands
Vrouwelijk meervoud:    + es                            grandes

Slide 19 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis (mmv) _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 23 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
les garçons ______________ (charmant)

Slide 24 - Question ouverte

Correct ou incorrect:

Elle a une grand maison.
A
correct
B
incorrect

Slide 25 - Quiz

Correct ou incorrect:

Nous avons deux chats gris.
A
correct
B
incorrect

Slide 26 - Quiz

Correct ou incorrect:

Il aime le T-shirt verte.
A
correct
B
incorrect

Slide 27 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Onregelmatige vormen


m.ev.
v.ev.
m.mv.
v.mv
NL
bon
bonne
bons
bonnes
goed
beau
belle
beaux
belles
mooi
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
nieuw
vieux
vieille
vieux
vieilles
oud

Slide 28 - Diapositive

La grand-mère est très _____.
A
vieux
B
vieille
C
vieilles

Slide 29 - Quiz

Il a un _____ portable.
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 30 - Quiz

La pizza est super _____!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 31 - Quiz

Il y a deux ____ chambres (v.mv.).
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 32 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Plaats
Meestal achter het zelfstandig naamwoord, behalve:

bon (goed)                          beau (mooi)
petit (klein)                       grand (groot)
nouveau (nieuw)                 vieux (oud)

Slide 33 - Diapositive

C'est une fille petite. OF
C'est une petite fille.

Slide 34 - Question ouverte

C'est un français homme. OF
C'est un homme français.

Slide 35 - Question ouverte

Le programme

  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord

  • Travailler

    Faire: ex. 16 + 17 (p. 70-72)
    fluisterend overleggen


Slide 36 - Diapositive

Doel: ik ken de regelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage

Doel: ik ken de onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage

Doel: ik ken de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Dit heb ik vandaag geleerd:

Slide 40 - Carte mentale

Ik heb nog een vraag over ...

Slide 41 - Question ouverte