Taaldorp oefenen 2

• NT2
• Middelbare school
• ISK
• Leerjaar 1

Taaldorp oefenen 2

1 De markt

2. De sportclub

3. De dokter

4. Het restaurant

5. De kledingwinkel

Je bent op de markt.
De verkoper vraagt: Wie is aan de beurt? Wat zeg je?

1. Ik ben aan de beurt. Ik wil graag een fiets huren.
2. Waar is de supermarkt?
3. Ik ben aan de beurt. Ik wil tomaten, bonen en een tros bananen.
4. Deze mevrouw is eerst aan de beurt. Ik ben daarna.

De verkoper vraagt: Wilt u verder nog iets anders? Jij wil spaghetti maken. Wat zeg je?

01:04

Hoe vaak gaat het meisje naar de markt?

01:06

Wat koopt het meisje? Onthoud 5 producten.

Wat heeft het meisje gekocht?
Noem 4 producten.

Welke kleding draag je in de sportclub?
Noem 4 kledingstukken.

Jij wil gaan sporten. Wat kun je vragen?

1. Waarom kan ik lid worden en wat kost het?
2. Hoeveel kost het lidmaatschap?
3. Hoe vaak per week is er training?
4. Spelen wij ook wedstrijden?

Wat is goed voor jouw gezondheid?

1. Veel eten en weinig bewegen.
2. Veel bewegen en matig eten.
3. Stress vermijden en regelmatig sporten.
4. Een rijk sociaal leven.

Jij wil gaan sporten. Wat kun je vragen?

Wat is goed voor jouw gezondheid?

Wat doet deze dokter?

1. Zij neemt de temperatuur op.
2. Zij bezoekt de patiënt.
3. De patiënt zit in de wachtkamer.
4. Zij onderzoekt de patiënt.

Je hebt last van jouw schouder.
Wat vraagt de dokter?

1. Hoe lang heeft u al pijn?
2. Mag ik uw knie even zien?
3. Wat is er gebeurd?
4. Wat is er aan de hand?

Je hebt last van jouw voet. De dokter vraagt naar de oorzaak. Wat is er gebeurd?

Met welke klachten ga jij naar de dokter? Noem er 4.

Je bent tevreden over het nieuwe restaurant. Wat zeg je tegen je vriendin?

1. De sfeer is goed en het menu is uitstekend.
2. De bediening is erg langzaam.
3. Het is erg duur en het personeel is onaardig.
4. De ober is vriendelijk maar de soep smaakt vies.

Je wil met jouw partner eten in het restaurant. Wat zeg je aan de telefoon?

1. Kunt u mij helpen?
2. Heeft u nog een plaats vrij bij het raam?
3. Ik wil graag een tafel reserveren voor vanavond.
4. Heeft u ook een vegetarisch menu?

Je bent ontevreden over het restaurant. Wat zeg je?

Je wil met jouw partner eten in het restaurant. Wat zeg je aan de telefoon?

Wat weet je van een kledingzaak?

Je bent in het pashokje.
De broek is te klein. Wat vraag je?

1. Mag ik hem ruilen?
2. Heeft u een maatje groter?
3. Hij past niet. Heeft u een kleinere maat?
4. Kunt u hem groter maken?

Beschrijf deze jas.