Veel mensen lezen graag teksten met korte, makkelijk leesbare zinnen. In zulke zinnen maak je ook minder fouten.
Zo maak je makkelijk leesbare zinnen:
• Maak een aparte zin voor iedere gedachte; • Plak niet meer dan twee zinnen aan elkaar;
• Gebruik eventueel verwijswoorden om duidelijk te maken wat de zinnen met elkaar te maken hebben;
• Begin iedere zin met een hoofdletter; • Eindig iedere zin met een punt, vraagteken of uitroepteken;
• Schrijf de volgende zin direct na de vorige zin, op dezelfde regel; • Begin alleen in de volgende gevallen de nieuwe zin wél op een nieuwe regel: - Als er achter de vorige zin geen ruimte meer is op dezelfde regel. - Als de zinnen beginnen met nummers, bolletjes of streepjes. - Als je een nieuwe alinea begint.
minder goed
Ik speel een spannend spel waar ik op een paard door een berglandschap rijd en allerlei avonturen beleef die vaak eindigen in een gevecht met een draak of een monster.
beter
Ik speel een spannend spel. Daarin rijd ik op een paard door een berglandschap. Ik beleef daar allerlei avonturen. Die eindigen vaak in een gevecht met een draak of een monster.