opdracht 3 leestekst CITO

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

- Groepsopdracht

- Schrijf op welk lid van de groep welk nummer vertegenwoordigt (1 t/m 4)

- Alleen de vertegenwoordigers mogen antwoord geven!

- Jullie krijgen alleen de tekst en niet de vragen!

- Goed antwoord = 1 pnt / slecht antwoord = -1 pnt

- Gebruik woordenboek + tekst bij beantwoorden vragen is toegestaan

- De vertegenwoordiger mag per vraag + antwoord de betekenis van één woord vragen.                                                                                                       (H-21-1ste-3)

Opdracht 

1) Lees regel 1 t/m 9  van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 1: ¿De qué se habla?

1. de la abundancia de folletos en el buzón
2. de las ventajas de los nuevos medios de comunicación
3. del cambio en la forma de comunicarse
4. del contenido diferente de las tarjetas postales

Opdracht 

1) Lees paragraaf 1 van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Welk (soort) woord past in regel 10?

4) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 2: ¿Qué palabra(s) se puede(n) poner en la línea 10?

1. Además,
2. Desafortunadamente,
3. Sin embargo,

Pregunta 3:
¿De quién recibe postales Gemma Adeva?

1. de amigos suyos que viajan mucho por otros países
2. de gente con la que nunca antes ha tenido contacto
3. de personas de países con pocos medios digitales

Opdracht 

1) Lees paragraaf 2 van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 4:¿A qué pregunta podría haber respondido Paulo Magalhães?

1. ¿Cuáles son las reglas de participación en postcrossing?
2. ¿Por qué era difícil encontrar gente interesada en postcrossing?
3. ¿Qué te motivó a fundar una plataforma para postcrossing?
4. ¿Tienes planes para el futuro con postcrossing?

Opdracht

1) Lees paragraaf 3 van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 5:
¿A qué refiere Paulo Magalhães con “Para mí es magia” (línea 30)? Refiere

1. a los viajes que hizo al extranjero.
2. al encanto de recibir postales de desconocidos.
3. al éxito de la plataforma postcrossing.
4. al funcionamiento de los medios sociales.

Opdracht 

1) Lees paragraaf 4 van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 6:
¿Qué menciona Gemma Adeva acerca de postcrossing en las líneas 41-44 (“La gente ... Gemma.”)?

1. las razones de su impopularidad en España
2. los efectos positivos de participar
3. los problemas de la comunicación intercultural
4. los requisitos para registrarse

Opdracht

1) Lees paragraaf 5 van de tekst.

2) Bespreek met je groepje wat hier staat.

3) Voorspel welke vraag een CITO toetsmaker hierbij bedacht zou kunnen hebben.

Pregunta 7:
Je neemt deel aan postcrossing.
Wat moet je doen op het moment dat jij een kaart ontvangt?