A2B - P4 - week 4 - les 1 - H28 - spellingsregels H28

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Diapositive

- Welkom 
- Spelling H28

Doel:

- Je gebruikt hoofdletters en leestekens juist

Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
timer
15:00
Leg je boeken op tafel neer - je mag ook aan je literatuuropdracht werken

Slide 3 - Diapositive

Hoofdletters
Interpunctie (leestekens)
Spelling  H28 

Slide 4 - Diapositive

Hoezo leestekens? 
Welk leesteken had op welke plek gemoeten om deze zin een andere betekenis te geven? 

Slide 5 - Diapositive

komma
1. Je gebruikt komma's bij een opsomming.

Als je meerdere dingen opsomt, gebruik je en of of tussen de laatste twee dingen die je opsomt:... , ... , … en …  / … , … , of ...

We kochten gebakjes, cola, chips en bitterballen voor het feest.
Wil je op hockey, voetbal of tennis?

Slide 6 - Diapositive

komma
2. Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen (verander de zin van tijd om erachter te komen of je te maken hebt met twee persoonsvormen naast elkaar)
  • Als je vanavond thuiskomt, mag je lekker uitrusten.
  • Als we nu gaan, komen we nog op tijd.

3. Wanneer je iemand direct aanspreekt, gebruik je een komma.
  • Marloes, help je even met de boodschappen?
  • Timo, kom je straks mee voetballen?
  • Jongens, houd nu eens op!


Slide 7 - Diapositive

komma
4. Tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn (voor voegwoorden):

Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben.


Slide 8 - Diapositive

komma
5. Je zet ook een komma voor of na een tussenwerpsel.
  • Tussenwerpsels zijn woorden of woordgroepen die losstaan van de rest van de zin.
  • Tussenwerpsels drukken vaak een emotie uit: bijvoorbeeld pijn of blijdschap.

  • Au, dat doet ontzettend veel pijn!
  • Hoera, je hebt je examens gehaald!
  • Wow, wat goed dat je hebt volgehouden.
  • Foei, dat mag je niet doen!


Slide 9 - Diapositive

dubbele punt
De dubbele punt wordt midden in een zin gebruikt en wordt gebruikt om iets aan te kondigen. 

1. Voor een opsomming
  • Voor het mengen van verf gebruik je drie kleuren: rood, blauw en geel.
  • Er zijn vier soorten gebak: appeltaart, chocoladebollen, abrikozengebak en rijstevlaai.

 

Slide 10 - Diapositive

dubbele punt
2. Voor een citaat. Je schrijft daarbij letterlijk op wat iemand zegt.
  • Linda vraagt: 'Ga je mee naar de film vanavond?’ 
  • In het boek staat: 'Na een vraag zet je altijd een vraagteken.‘

3. Voor extra uitleg of een toelichting :
  • Nederland grenst aan twee landen: België en Duitsland.
  • We kunnen twee dingen doen: of je gaat op de fiets of ik breng je even.



Slide 11 - Diapositive

aanhalingstekens
1. Bij een citaat.
Omdat in een citaat letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."

  • Freek vraagt: "Wanneer krijg ik nieuwe voetbalschoenen?“
  • De jongens schreeuwden: "Kom hier, of we pakken je rugzak af!“
  • ‘Kom hier, of we pakken je rugzak af!’, schreeuwden de jongens.


Slide 12 - Diapositive

Apostrof
1.  Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis. 


Met hoeveel l'en schrijf je het woord 'onmiddellijk'. 

2. Als een woord op woordgroep op een speciale manier gebruikt wordt, bijvoorbeeld spottend. 

Toen we te laat kwamen, zei de docent dat we 'lekker op tijd' waren. 

Slide 13 - Diapositive

Zet aanhalingstekens en komma's in de volgende zin:
Zullen we volgend jaar weer naar Antwerpen gaan vroeg de mentor.

Slide 14 - Question ouverte

puntkomma
Zit tussen een punt en een komma in.

1. Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen. (Dit komt relatief weinig voor.)

Mijn oudste broer wil de Mount Everest beklimmen; dat lijkt me een gevaarlijke onderneming. 



Slide 15 - Diapositive

puntkomma
2.  Als afsluiting tussen de delen van een lange opsomming die onder elkaar staan. 

Bij een presentatie wordt gelet op:
iemands houding;
hoe goed iemand te verstaan is;
het verteltempo van de persoon die presenteert.




Slide 16 - Diapositive

H28 - Taalverzorging: Interpunctie

Wat ga je maken:
- Opdracht 5 t/m 7

Wanneer maak je dit:
- Deze les, anders huiswerk maandag


Aan de slag:

Slide 17 - Diapositive