Staal groep 6, blok 6, week 3, les 2

caféwoorden
1 / 38
suivant
Slide 1: Carte mentale
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

caféwoorden

Slide 1 - Carte mentale

theewoorden

Slide 2 - Carte mentale

Schrijf op

Slide 3 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 4 - Question ouverte

De zuster verbond.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid verleden tijd

Slide 5 - Quiz

De zuster verbond.

Zet in de tegenwoordige tijd.

Slide 6 - Question ouverte

De zuster verbond.

Zet in de voltooid verleden tijd.

Slide 7 - Question ouverte

De visser vangt.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid verleden tijd

Slide 8 - Quiz

De visser vangt.

Zet in de verleden tijd.

Slide 9 - Question ouverte

De visser vangt.

Zet in de voltooid verleden tijd.

Slide 10 - Question ouverte

Zij heeft gezworven.

In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid verleden tijd

Slide 11 - Quiz

Zij heeft gezworven.

Zet in de tegenwoordige tijd.

Slide 12 - Question ouverte

Zij heeft gezworven.

Zet in de verleden tijd.

Slide 13 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 14 - Diapositive

ik....
..... jij?
papa....

Slide 15 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 16 - Diapositive

ik....
..... jij?
de kok....

Slide 17 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 18 - Diapositive

ik....
.... jij
hij....

Slide 19 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 20 - Diapositive

ik ....
.... jij?
Jos.....

Slide 21 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 22 - Diapositive

ik ........
...... jij?
het .......

Slide 23 - Question ouverte

Persoonvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat. 

Slide 24 - Diapositive

Schrijf op

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf op

Slide 31 - Question ouverte

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Noem het werkwoord.

Slide 32 - Question ouverte

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Noem de zelfstandige naamwoorden.

Slide 33 - Question ouverte

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Welk woordsoort is lange?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoegelijk naamwoord
C
werkwoord

Slide 34 - Quiz

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Staat refrein in het ....
A
meervoud
B
enkelvoud

Slide 35 - Quiz

Noem het meervoud van refrein.

Slide 36 - Question ouverte

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Noem het voegwoord.

Slide 37 - Question ouverte

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Noem het voorzetsel.

Slide 38 - Question ouverte