het bezittelijk voornaamwoord deel 1 Duits

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Doel

Je weet wat het bezittelijk voornaamwoord is en kunt deze in een zin toepassen


Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn en welk lidwoord daarbij past


Slide 4 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.


De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis


Ze geven dus een bezit aan


Slide 5 - Diapositive

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Duits?

mijn- mein    

jouw- dein  

zijn - sein  

haar- ihr   

 ons\onze - unser

jullie-euer       

hun - ihr        

uw - Ihr


Slide 6 - Diapositive

Mannelijk (der) en onzijdig (das)

mijn- mein    

jouw- dein  

zijn - sein 

haar- ihr    

 ons\onze - unser

jullie-euer       

hun - ihr        

uw - Ihr

Slide 7 - Diapositive

vrouwelijk (die) en meervoud (die)

mijn- meine    

jouw- deine 

zijn- seine   

haar- ihre   

 ons\onze - unsere

jullie-euere (eure)       

hun - ihre        

uw - Ihre

Slide 8 - Diapositive

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Je schrijft niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 9 - Diapositive

Even oefenen

Slide 10 - Diapositive

...............(mijn) Hobby ist Handball.
A
Mein
B
Meine
C
Meinen
D
mein

Slide 11 - Quiz

............ (jullie) Hose ist sehr schön.
A
Unser
B
Unsere
C
Euer
D
Euere

Slide 12 - Quiz

Das sind..................(zijn) Eltern.
A
sein
B
seine
C
seinen
D
Seine

Slide 13 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer heißt Maier.
A
Euer
B
Euere
C
Unser
D
Unseren

Slide 14 - Quiz

Was ist ...............(jouw) Name?
A
dein
B
deine
C
deinen
D
Dein

Slide 15 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
euer
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 16 - Quiz

.............(uw) Handy klingelt , Frau Schmidt!
A
ihr
B
Ihr
C
Ihre
D
ihren

Slide 17 - Quiz

(hun) ......... Stunden dauern 45 Minuten.
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
ihren

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
zijn dorp

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de juiste vertaling van:
ons ontbijt

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de juiste vertaling van:
mijn kaart

Slide 21 - Question ouverte

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 22 - Question ouverte

Ende

Slide 23 - Diapositive